maandag, juni 20, 2011

Werkgroep Kierkegaard

Verslag Bijeenkomst 27 mei 2011
Aanwezig: Sam Landuyt, Paul Plompen, Fientje Van Otten, Chris Vonck.

Afwezig en verontschuldigd:  Jan De Wachter, Jan Gysen, Levi Matuszczak, Gisèle Peeters, Aad Van der Perk, Rit Van den Berg, Bavo Van Eesbeeck, André Vermaut.

Nieuwe boeken en publicaties:

-        J. Keith Hyde, Concepts of Power in Kierkegaard and Nietzsche, University college of the North Thompson, Manitoba, Canada, New critical thinking in Religion, Theology and Biblical Studies Series;  Ashgate 2010.

-        We ontvingen ook het Boletin informativo/ Mayo 2011/ no 16 van de Sociedad Iberoamericana de Estudios Kierkegaardianos (editor Luis Guerrero).  Het bevat o.m. een reflexie over het artikel uit 1971 van de bekende Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes: “Kierkegaard en la zona rosa”. De rosse buurt van Kopenhagen uiteraard. Het gaat om de vraag  hoe Kierkegaard deze” caminando por las calles de Latinoamerica” zou beleefd hebben…  Fuentes zegt: “ La premisa des escritor europeo es la unidad de de un tiempo lineal, que progresa hacia delante dirigiendo, asimilando el passado. Entre nosotros, en cambio, no hay un solo tiempo: todos los tiempos estan vivos, todos los pasados son presents. Nuestro tiempo se nos presenta impure, cargado de agonias resistentes”. Dit komt, zegt de auteur, omdat de Mexicanen, en bij uitbreiding al de Latijns-Amerikaanse landen, een historische last op de rug dragen van verlies van identiteit.  Dit onderscheidt hen van het psychologisch profiel dat Kierkegaard beschrijft en met plezier ironiseert.

Een kort maar zeer lezenswaardige commentaar die Kierkegaard beschrijft van uit een voor ons wel heel ander perspectief dan wij gewend zijn… Te verkrijgen in de bibliotheek van de FVG.

-        Verder in dit Bulletin: Aankondiging van de Reuniones academicas en Latinoamerica van 7 en 8 september 2011 op de universidad Iberoamerino van Mexico stad. Het thema is: Søren Kierkegaard en zijn kritiek op de gevestigde orde.

-        En ook: de Biblioteca Kierkegaard Argentina organiseert van 3 tot 5 november 2011 los Jornadas Iberoamericanas in Buenos Aires. Het thema is: “La comtemporaneidad de Kierkegaard”.

-        En ook:  een verslag van het Internationaal seminarie van Vertalingen van Kierkegaard in Kopenhagen in januari 2011.

-        Tenslotte:  aankondiging van enkele werken van en over Kierkegaard in het Spaans.

Onze Bijeenkomst: we zetten de bespreking voort van Het Begrip Angst, namelijk de Subjectieve Angst (uit hoofdstuk II). We starten volgende keer met de lezing van Hoofdstuk III:  Angst als gevolg van die zonde welke het uitblijven van het zondebewustzijn is pag. 210 – 220, met merkwaardige bladzijden over ‘Het Ogenblik’ waarin tijdelijkheid en eeuwigheid elkaar ontmoeten…  De door ons gelezen Nederlandstalige versie is die van Dr. J. Sperna Weiland.

Om de bespreking voortaan gemakkelijker te maken zullen we proberen een samenvatting vooraf van de te lezen tekst ter beschikking te stellen. Op de bijeenkomst zelf kan die tekst bijgewerkt worden met onze opmerkingen en bedenkingen. We verwerken die dan in voetnota’s.  De al gelezen pagina’s werden al op deze wijze samengevat. Deze bijgewerkte korte samenvatting van het werk zullen we vervolgens publiceren als verslag van de bijeenkomst en ook integraal publiceren op de Weblog: http://werkgroepkierkegaard.blogspot.com/
Next meeting:  June 24th, 04h p.m.

S. Landuyt




woensdag, juni 15, 2011

JAARRAPPORT 2010 -2011

Jaarverslag van de Werkgroep Kierkegaard 2011.

(* verschijnt in de volgende Acta Compqaranda van de FVG)

        In het oeuvre van Kierkegaard neemt: “Het Begrip Angst” een sleutelpositie in. Daarom werd het ook dit jaar terug op onze agenda geplaatst. (De meesten van ons, maar niet iedereen – ook andere vertalingen kwamen aan bod - gebruikten de “Ambo” uitgave, met de vertaling van J. Sperna-Weiland). Onder het pseudoniem Vigilius Haufniensis (de wakende van Kopenhagen) analyseert Kierkegaard  de verschillende aspecten van het begrip angst. Het is een boeiende, maar dikwijls duistere en moeilijk te begrijpen tekst. Je leest het werk niet zoals je een roman leest. De leden van de groep waardeerden dan ook ten zeerste het voorstel van Sam Landuyt om een samenvatting te maken van de hoofdstukken die de voorbije maanden aan bod kwamen; verder dan het tweede hoofdstuk zijn we echter niet geraakt, er blijft dus nog brood op de plank voor volgend werkjaar …

           Wat hierna volgt is dus een ‘samenvatting van de samenvatting’:

1. Het onderwerp en de methode:

            Kierkegaard omschrijft zijn werk als:“ Een eenvoudige, psychologische  overweging, die heenwijst naar het dogmatische probleem van de erfzonde”. Het blijkt heel spoedig hoe elk woord geladen is met betekenis:

            - eenvoudig: is naar onze mening wel iets anders;

            - psychologisch: maar ook filosofische, dogmatische, polemische overwegingen. Waarom dit zo is zal blijken uit de tekst;

            - overweging: de gegevens van de dogmatiek overweegt men, zoals men de inhoud van een preek of een gesprek overweegt, door zich de woorden ervan toe te eigenen;

            - dogmatische: gegevens die, opgeroepen door de Openbaring, aan het denken voorgelegd worden en het denken op een eigen, specifieke wijze aan het werk zetten;

            - erfzonde: probleem uit de dogmatiek. De angst, via de psychologische overweging ervan, leidt naar het dogmatische probleem van de erfzonde.

Kierkegaard kiest – in tegenstelling tot Hegel die de ganse filosofie onder één noemer wou onderbrengen – voor de Socratische methode want “Socrates was groot daardoor dat hij onderscheidde wat hij begreep en wat hij niet begreep” (pag. 143).

2. Voorwoord en inleiding:

Voor Kierkegaard is het duidelijk: wie een boek schrijft dient vooraf de zaak grondig te doordenken. In een uitvoerige inleiding onderzoekt Kierkegaard dan ook “in welke zin het onderwerp van de overweging (het begrip angst en het dogmatische probleem van de erfzonde) een taak is die binnen de gezichtskring van de psychologie valt en in welke zin het, nadien, heenwijst naar de dogmatiek”(pag.149).

Ieder afzonderlijk wetenschappelijk probleem moet zijn vaste plaats, maat en grens hebben en kennen en – binnen het grote gebied van de Wetenschap - er zich naar voegen. Anders is verwarring troef: onderscheiden, afbakenen, maat en grens bepalen is dus wat Kierkegaard vooraf doet. Zijn opponenten hierbij zijn vooral de filosoof Hegel en de theologen van de Deense staatskerk.

Een paar voorbeelden van dergelijke ‘foute bewerkingen’:

            - de logica definiëren als de werkelijkheid: beide, werkelijkheid en logica, zijn hiermee niet gebaat;

            - in de dogmatiek het geloof, zonder nadere bepaling, de onmiddellijkheid noemen: het geloof verliest erbij en de dogmatiek eveneens;

            - het woord “verzoening” (ethische categorie) gebruiken als ander woord voor mediatie of synthese in de triade: thesis, antithesis, synthesis. Twee wetenschappen worden daardoor grondig door elkaar gehaald: ethiek en dogmatiek.

Het boek heeft zich tot taak gesteld het begrip ‘angst’ psychologisch zo te behandelen dat het het dogma van de erfzonde in gedachten en voor ogen heeft; in zoverre heeft het ook, stilzwijgend, met het begrip “zonde” te maken. De zonde echter komt niet binnen de gezichtskring van de psychologie. De zonde ‘heeft geen plaats’ en als men haar een plaats wil geven, hetzij in de esthetica, hetzij in de metafysica, hetzij in de psychologie wordt de stemming (=gemoedsstemming) verward. De gemoedsstemming die bij de zonde past is de ernst. Er is geen wetenschap waar de zonde thuis hoort. “Ze is onderwerp van de preek, waar de enkeling als enkeling met de enkeling spreekt” (pag.154).

De zonde zou in de eerste plaats thuis horen in de ethiek. Maar de ethiek behandelt idealiteit. De ethiek moet de idealiteit verlaten om de zonde (gedeeltelijk) in zich te kunnen opnemen. Dit gebeurt door de categorie van het berouw. Als de zonde zelf in de ethiek opduikt, trekt ze zich terug als een diepere en nog diepere vooronderstelling, een vooronderstelling die het individu te boven gaat. Er is dan een categorie opgekomen die geheel buiten de ethica ligt. De erfzonde (die dan opduikt) maakt alles nog wanhopiger. Ze heft de moeilijkheid op, niet met behulp van de ethiek, maar van de dogmatiek. De ethiek gaat ervan uit dat de deugd te realiseren is. De zonde is sceptisch daarover.

Met de dogmatiek begint de wetenschap die, in tegenstelling tot de strikte zo geheten ideale wetenschap, uitgaat van de werkelijkheid: van onder naar boven toe. De dogmatiek moet de (werkelijkheid van) de erfzonde niet verklaren, ze verklaart ze door ze te vooronderstellen (als Openbaringsgegeven). De nieuwe wetenschap begint dus met de dogmatiek, in dezelfde zin als de immanente wetenschap begint met de metafysica. Hier vindt de ethiek (de nieuwe, tweede vorm van de ethiek) haar plaats als de wetenschap die het bewustzijn van de dogmatiek aangaande de werkelijkheid als opgave voor de werkelijkheid stelt. De moeilijkheid werd nog groter doordat de zonde van de enkeling zich uitbreidde tot de zonde van de gehele mensheid. Toen kwam de dogmatiek ter hulp met de erfzonde. De nieuwe ethiek vooronderstelt de dogmatiek en daarmee ook de erfzonde en verklaart nu daaruit de zonde van de enkeling, terwijl ze tegelijkertijd de idealiteit als taak stelt, echter niet in een beweging van boven naar beneden, maar van beneden naar boven (pag. 158).

De psychologie, niet de ethiek, houdt zich bezig met de mogelijkheid van de zonde en zo staat de psychologie in dienst van de dogmatiek. En hier verschijnt de erfzonde weer op het toneel. De dogmatiek verklaart de erfzonde, die de ideële mogelijkheid van de zonde is.  De eerste ethiek ignoreert de zonde, de tweede ethiek heeft niets met de mogelijkheid van de zonde te maken maar heeft wel de werkelijkheid van de zonde binnen haar domein. De eerste ethiek vooronderstelt de metafysica, de tweede ethiek de dogmatiek.

 “ANGST ALS VOORONDERSTELLING VAN DE ERFZONDE” is dan ook het onderwerp van het eerste hoofdstuk. Erfzonde, eerste zonde, zonde van Adam, zondeval: zijn dit identieke begrippen? Omdat het denken in het Genesisverhaal op moeilijkheden stootte zijn er in alle belijdenissen allerlei verklaringen geweest, de ene al meer fantastisch dan de andere. Zelfs tot in de christelijke dogmatiek, waarin Christus de verzoening met de Vader heeft gebracht voor de zonde van Adam en haar (erfelijke?) gevolgen in de mensheid. Door deze ‘fantastische’ verklaringen wordt Adam buiten de geschiedenis geplaatst en als enige uitgesloten is van de verzoening.

Neen, zegt Kierkegaard: “het essentiële in de menselijke existentie is dat de mens individu is en als zodanig tegelijk zichzelf en de hele mensheid (…) Op ieder moment is het individu zichzelf en de mensheid. Dat is de volmaaktheid van de mens als toestand gezien.” (pag. 164) “Adam is de eerste mens, hij is tegelijk zichzelf en de mensheid.” (pag. 165). En het is op grond van het denken dat wij hem er bij houden en niet uit een of andere piëteit of edelmoedigheid. Adam is niet wezenlijk anders dan de mensheid.

Traditioneel is het verschil tussen Adams eerste zonde en die van al de nakomende mensen dit: de zonde van Adam is de voorwaarde voor de zondigheid als consequentie; de andere eerste zonde (van gelijk welke andere mens) veronderstelt de zondigheid als haar voorwaarde. Het is echter gemakkelijk te zien dat de ‘eerste zonde’ iets anders betekent dan ‘een’ zonde. De eerste zonde stelt de kwaliteit, de eerste zonde is de zonde. “De nieuwe kwaliteit ontstaat met de sprong” (een geliefd thema van Kierkegaard, een eigenschap van de kwaliteit  om precies haar eigen-aardigheid  aan te duiden).

 Maar als de eerste zonde numeriek op te vatten is als één zonde, dan komt er geen geschiedenis, niet in het individu en ook niet in de mensheid. De zonde kent echter geschiedenis: “met de eerste zonde is de zonde in de wereld gekomen”. Het verhaal in Genesis wordt nogal gedachteloos afgedaan als een mythe, terwijl het de enige dialectisch- consequente opvatting is, eigenlijk geconcentreerd in de uitspraak: de zonde is door een zonde in de wereld gekomen. Wanneer dat niet zo was, dan was ze zo wat ‘iets toevalligs’ (pag. 167). Deze moeilijkheid voor het verstand is uitgerekend de triomf van de verklaring: dat de zonde zichzelf vooronderstelt. De zonde komt dus plotseling te voorschijn, met een sprong, maar deze sprong stelt tegelijk de kwaliteit. Belangrijke overwegingen hier op de bladzijden die volgen over kwantiteit, kwaliteit, sprong, ergernissen voor het verstand… (pag. 168).

Heel scherp en correct geformuleerd moet men zeggen: door de eerste zonde is de zondigheid in Adam gekomen en zo in de wereld. Bij niemand anders zal men zeggen dat door zijn/haar eerste zonde de zondigheid in de wereld gekomen is.  En toch komt ze door die mens ook in de wereld, op analoge wijze, een wijze die in wezen niet anders is. De zondigheid is alléén in de wereld, voor zover ze door de zonde binnenkomt” (pag. 168). Pas als men Adam in de mensengeschiedenis opneemt, komt men tot die conclusie. Anders blijft hij ‘fantastisch’. Daar waar de mensheid niet met iedere mens van voren af aan begint, krijgt de zondigheid van de mensheid wel een geschiedenis: ze gaat voort in kwantitatieve bepalingen. Het individu heeft er deel aan in de sprong van de kwaliteit.

Daarna gaat Kierkegaard dieper in op de begrippen onschuld en zondeval. Het lijkt er op dat door de onschuld - die onwetendheid is -  de onschuld van Adam een andere is dan die van zijn nakomelingen. Maar een ‘meer’ (van het kwantitatieve weten) constitueert geen (nieuwe) kwaliteit. Onschuld is dus onwetendheid, maar hoe gaat die verloren? K. houdt het er bij dat de psychologie hier de wetenschap is die met de verklaring te maken heeft.  Als ze binnen haar grenzen blijft.

De onschuld is onwetendheid en in de onschuld is de mens niet bepaald als geest, maar psychisch bepaald in onmiddellijke eenheid met zijn natuurlijkheid (biologie). De geest is (nog) dromende in de mens. In die toestand is er vrede en rust , maar toch nog iets anders; “Wat is dat dan? Niets! Maar wat werkt dat Niets uit? Het roept Angst op. Het diepe geheim van de onschuld is, dat ze tegelijkertijd angst is”. (176).

Angst is een gesteldheid van de dromende geest en als zodanig hoort ze thuis in de psychologie. Angst moet worden onderscheiden van vrees (voor iets bepaalds). De angst is de werkelijkheid van vrijheid als mogelijkheid voor de mogelijkheid. Bij het dier treft men dus geen angst aan, omdat het in zijn natuur niet bepaald is als geest.

De dialectische bepalingen in de angst hebben een psychologische dubbelzinnigheid. Angst is een sympathische antipathie en een antipathische sympathie. Iets heel anders dus dan de psychologische bepaaldheid van concupiscentia (begeerte). Het gaat er om dat de angst aan het licht komt. De mens is synthese van lichaam en psyche. De derde, die de synthese maakt is de geest. In de onschuld is de mens meer dan een dier. De geest is aanwezig, maar als dromend. Hij verstoort, als hij aanwezig is, als een vijand de verhouding tussen ziel en lichaam. .

Hoe verhoudt de mens zich nu tot die dubbelzinnige macht die de geest is, hoe verhoudt de geest zich tot zichzelf en tot zijn voorwaarde? Hij verhoudt er zich toe als angst. Hier is geen weten van goed en kwaad enzovoort, maar de hele werkelijkheid van het weten projecteert zich in de angst als het geweldige niets van de onwetendheid. Er is nog de onschuld, maar één woord is genoeg om de onwetendheid te richten. In de plaats van niets heeft de onschuld nu een raadselwoord. Het verbod van eten van de vruchten van de boom van goed en kwaad maakt hem angstig, “omdat het de mogelijkheid van de vrijheid wekt” (pag. 178).

Dan volgt de zondeval. De gevolgen waren:  de zonde kwam in de wereld en het seksuele werd gesteld en het ene is van het andere niet te scheiden. Het verschil tussen de seksen was er natuurlijk al van voor de zondeval. “Alleen, het was er toch niet, omdat het in de onwetendheid niet bestaat” (182). In de onschuld was Adam als geest dromende geest. Het verbindende is er dus nog niet, de geest is nog niet gesteld. De zondigheid is dus niet de zinnelijkheid, maar zonder zonde geen seksualiteit en zonder seksualiteit geen geschiedenis. Een volmaakte geest heeft het ene evenmin als het andere. Pas met de seksualiteit is de synthese gegeven als tegenstrijdigheid en taak tegelijk. Dat is de werkelijkheid waaraan de mogelijkheid van de vrijheid voorafgaat. Dat is niet ‘het goede of kwade te kunnen kiezen’. De mogelijkheid is: te kunnen. In een logisch systeem is de overgang van mogelijkheid naar werkelijkheid gemakkelijk te bepalen. In de werkelijkheid is een tussenschakel nodig. De tussenschakel hier is de angst. Angst is echter een ‘gevangen vrijheid’.

Het is een dwaasheid logisch te willen verklaren hoe de zonde in de wereld is gekomen. Ook de wetenschap kan dat niet. Hoe de zonde in de wereld is gekomen begrijpt ieder mens enkel en alleen door zichzelf; wil hij het van een ander leren dan zal hij het eo ipso misverstaan.

In het tweede hoofdstuk wordt de beweging van terugblikken – tot aan de eerste zonde – omgekeerd in een vooruitblikkende beweging en komen we terecht in de geschiedenis met  de “ANGST DIE DE ERFZONDE IN HAAR VOORTGANG BEWERKT”.

Zoals de zondigheid zich in de mensheid in kwantitatieve bepalingen beweegt, zo doet de angst dit ook. Het gevolg van de erfzonde, of de aanwezigheid van de erfzonde in de enkeling, is angst, die alleen kwantitatief van die van Adam verschilt (p.185). De zonde is in de wereld gekomen in de angst, maar de zonde heeft ook weer angst met zich meegebracht. De werkelijkheid van de zonde is namelijk een werkelijkheid die geen bestendigheid heeft. Enerzijds is de continuïteit van de zonde de mogelijkheid die angst aanjaagt; maar anderzijds is de mogelijkheid van een verlossing weer een niets, dat de mens zowel liefheeft als vreest; want dat is altijd de verhouding van de mogelijkheid tot de individualiteit. Eerst op het moment waarop de verlossing werkelijk is geworden, is deze angst overwonnen

Angst betekent nu twee dingen: de angst waarin de enkeling de zonde stelt met de kwalitatieve sprong – en de angst die met de zonde is binnengekomen en altijd weer binnenkomt, en die in zoverre ook kwantitatief in de wereld komt iedere keer dat een mens de zonde stelt. Kierkegaard spreekt over objectieve angst, die alleen kan bestaan in onderscheid met subjectieve angst, een onderscheiding waarvan bij Adam nog geen sprake kon zijn. In strikte zin is subjectieve angst de in het individu aanwezige angst die het gevolg van de zonde is. Onder objectieve angst verstaan we daarentegen de weerslag van de zondigheid op de hele wereld. Deze objectieve angst kan kwantitatief verschillen.

In een uitvoerige uiteenzetting wordt dan het begrip ‘subjectieve angst’ behandeld. Ook al is de angst bij het latere individu meer gereflecteerd, toch blijft men als Adam op de zelfde manier verantwoordelijk voor zijn (eigen) schuld, die met de kwalitatieve sprong in de angst gesteld wordt en waardoor de angst zijn dubbelzinnigheid behoudt. Als men wil ontkennen dat ieder later individu een staat van onschuld heeft of heeft gehad, dan zou er een mens ontstaan die geen enkeling is maar slechts een (optelbaar = kwantitatief ) exemplaar van de soort. In het latere individu wordt het ‘niets’ van de angst meer een ‘iets’. Maar voor de onschuld van het latere individu als voor die van Adam geldt: het is er allemaal voor de vrijheid en het is er maar als de enkeling door de kwalitatieve sprong de zonde stelt. De zonde vooronderstelt zichzelf, natuurlijk niet vóór ze gesteld is, anders zou dit predestinatie zijn, maar als ze gesteld is.

Dat iets dat het ‘niets van de angst’ in het latere individu kan betekenen is de erfzonde in strikte zin: het is het gevolg van de opeenvolging van de generaties. Het gaat hier vanzelfsprekend niet om de erfelijke mismaaktheden of enige optelbare kwantiteit aan gebreken. Door de zonde werd de zinnelijkheid zondigheid. Deze stelling heeft een dubbele betekenis: door de zonde werd de zinnelijkheid zondigheid, dit is de geschiedenis van het geslacht  en door Adam is de zonde in de wereld gekomen, dit is de kwalitatieve sprong van het individu.

De zinnelijkheid is dus niet de zondigheid, maar daar waar de zonde gesteld is of gesteld wordt, maakt ze de zinnelijkheid tot zondigheid (pag. 205). Dat en wat de zonde nog meer betekent, bespreekt Kierkegaard hier niet omdat we ons hier enkel psychologisch verdiepen in de toestand die aan de zonde voorafgaat en die, psychologisch gesproken, minder of meer predisponeert (pag. 206).

… Tot zover zijn we dit werkjaar geraakt; de volgende drie hoofdstukken, die handelen over: angst als gevolg van uitblijven van zondebewustzijn, angst als gevolg van de zonde in de enkeling en angst die verlossing brengt door het geloof zullen we – Deo volente – in het volgend werkjaar aanpakken. De meest actieve onder ons kunnen misschien al beginnen met verder lezen …  Tot dan … en een fijne zomer!

                                                                       Sam Landuyt – Fientje Van Otten.                 

Verslag Bijeenkomst 29 april 2011

Aanwezig:Sam Landuyt, Noël Melis, Gisèle Peeters, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten,  Chris Vonck

Afwezig en verontschuldigd:  Jan De Wachter,  Jan Gysen, Levi Matuszczak, Paul Plompen Bavo Van Eesbeeck.

Nieuwe publicatie: De moed tot het onmogelijke. Kierkegaard en Zen. Ton Lathouwers, Luce Ramaker en Jan Bor; uitgave Asoka 2010.

Rondvraag over onze ‘persoonlijke opinies over zonde, zondigheid en erfzonde. We ontvangen van drie van onze leden nu al een nota. We zullen die ter nadere kennismaking aan al de deelnemers aanbieden. Deze persoonlijke en dus vertrouwelijke ‘uitingen’ worden niet op de website van de Kierkegaardwerkgroep gepubliceerd. We moedigen de overige actieve deelnemers aan om ook een dergelijke nota uit te schrijven en mee te brengen volgende bijeenkomst. Zonder enige verplichting echter!

Samenvatting van de gelezen teksten: een eerste proefversie (samenvatting van de  inleiding) wordt rondgedeeld. Gevraagd wordt aan de deelnemers eventuele opmerkingen en aanvullingen op te sturen of mee te brengen volgende bijeenkomst. S.L. zal verder werken aan deze samenvatting.

We gaan verder met de bespreking van de tekst van Het Begrip Angst: Hoofdstuk II, § 2: subjectieve angst (pag 192 en volgende). Het blijft moeilijk om bij een eerste lezing de volle draagwijdte van wat K. schrijft en bedoelt te begrijpen. Subjectieve angst staat natuurlijk in oppositie met objectieve angst. K. heeft van bij het begin van de bespreking van de objectieve angst al geprobeerd beide nader tegenover elkaar en tegenover Adam, het individu en de gehele mensengemeenschap te bepalen (p. 188 - 189). “Objectieve angst kan alleen bestaan in onderscheiding van subjectieve angst; een onderscheiding waarvan bij de onschuld van Adam (nog – s.l.) geen sprake kan zijn. In strenge zin is de subjectieve angst de in het individu aanwezige angst, die het gevolg van zijn ( = Adam’s – s.l.) zonde is”. De onderscheiding tussen objectieve en subjectieve angst hoort dan thuis in de beschouwing van de wereld en van de staat der onschuld bij het latere individu (na Adam s.l.). De indeling wordt dan zo, dat subjectieve angst nu betekent de in de onschuld van de enkeling aanwezige angst, die overeenkomt met die van Adam, maar er toch kwantitatief van verschilt door de kwantitatieve bepaaldheid van de opeenvolgende generaties. Onder objectieve angst daarentegen verstaan we de weerslag van deze zondigheid op de hele wereld”.
Bij de bespreking van de subjectieve angst, zegt K. dat het bij iedereen weerstand zou oproepen als men wil ontkennen dat ieder later (dan Adam s.l.) individu een staat van onschuld heeft… of heeft gehad.” Dan zou er immers een individu ontstaan dat geen individu was, maar zich slechts als exemplaar van zijn soort verhield”, en toch zou moeten worden gezien als schuldig, dus als individu. Neen, zegt hij: angst is het duizelen van de vrijheid dat ontstaat wanneer de geest de synthese wil stellen en de vrijheid neerziet in haar mogelijkheid en dan de eindigheid grijpt om zich daaraan vast te houden. In dat duizelen valt de vrijheid.” (192). “Verder kan de psychologie niet komen en verder wil ze niet komen”.

In dat moment (van de val – s.l.)  is alles anders geworden en wanneer de vrijheid zich weer opricht, ziet ze dat ze schuldig is. Tussen die beide ogenblikken ligt de sprong die geen enkele wetenschap heeft verklaard of (… ) kan verklaren. Wie in angst schuldig wordt, diens schuld is zo dubbelzinnig mogelijk. Angst is een vrouwelijke onmacht, waarin de vrijheid bezwijkt. Psychologisch gesproken gebeurt de zondeval altijd in onmacht; tegelijkertijd is de onmacht zo zelfzuchtig als ze maar zijn kan en geen concrete uitdrukking van de vrijheid is zo zelfzuchtig als de mogelijkheid van iedere gedaante. … In het latere individu (dan Adam s.l.) is de angst meer gereflecteerd. Het niets van de angst wordt een complex van vermoedens die zich in zichzelf reflecteren.” (193).

We besluiten samen om volgende bijeenkomst toch nog weer te wijden aan de verdere bespreking van de subjectieve angst ( tot pag. 209).

S. Landuyt

Next meeting: May 28th, 16h.  




Verslag Bijeenkomst 25 maart 2011

Werkgroep Kierkegaard - verslag bijeenkomst van 25 maart 2011.
Aanwezig:Sam Landuyt, Noël Melis, Gisèle Peeters, , Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd:  Jan De Wachter,  Jan Gysen, Levi Matuszczak, Paul Plompen , Hedwig Van Damme,  Bavo Van Eesbeeck,

We nemen eerst kennis van het mailtje van onze vriend en medelid Jan Gysen. Hij schrijft: “Kierkegaard maakt het zich en ook ons erg moeilijk door zijn gepieker over de erfzonde. In de traditie van het Hindoeïsme is er nergens sprake van enige erfzonde”. Na enig nadenken besluiten we tegen volgende keer aan alle leden de schriftelijke vraag voor te leggen:

“Wat betekenen voor u persoonlijk, in uw intieme overtuiging, het begrip zonde, toestand van zondigheid, erfzonde, gevolgen van erfzonde in u zelf en in de wereld?”

We beloven u de antwoorden op te nemen in het verslag en te publiceren op de weblog: www.werkgroepkierkegaard.blogspot.com. Als u het verlangt kan het ook anoniem.

Sam belooft tegen volgende vergadering een samenvatting te maken van het eerste hoofdstuk, samen met het voorwoord en de inleiding van Het Begrip Angst. Dit om iedereen, ook de afwezigen, toe te laten beter kennis te maken met het werk.

We starten met hoofdstuk II. Angst die de erfzonde in haar voortgang bewerkt.

Terwijl hoofdstuk I retrograde te werk ging, vertrekt K. nu op progressieve wijze en wel lapidair: “Met de zondigheid werd de seksualiteit gesteld en begint de geschiedenis van de mensheid” (p. 185). Seksualiteit op zichzelf is niet zondig. Begeerte op zich al evenmin. Waarom dan die koppeling? Het moet ergens liggen in het feit dat, volgens K. door de zondigheid ‘bewustzijn’, d.w.z. ‘geest’ in Adam wakker geworden is (niet meer ‘dromend’ is - onderscheid tussen goed en kwaad?) en dat van dan af de aanwezige seksualiteit en begeerte ineens bewuste en gekozen opties zijn en zodoende mogelijkheid tot zonde geworden. Zonde, mogelijk geworden door het ontstaan en ontwikkelen van reflectie? Het onderscheid tussen goed en kwaad schept meteen de mogelijkheid van vrijheid. Zodoende dat van dan af ook geschiedenis ontstaat: menselijke historiek, gevat in procreatie van generatie op generatie. Het woord seksualiteit is hierbij echter minder gelukkig gekozen. Waarom niet erotiek of menselijke seksuele liefde?

Men merkt op dat K. hier ook ageert tegen de Deense staatskerk van toen die het begrip erfzonde en schuld maar al te graag sterk poneerde en zo de macht over de ‘zielen’ van haar gelovigen beter behield. Chris merkt ook op dat in de orthodoxe kerken het begrip erfzonde veel minder sterk aanwezig is.

Over wat K. schrijft over de modus operandi van de psycholoog is men kritisch. K. is ongetwijfeld een goed waarnemer van menselijk gedrag en zijn pseudoniemen zijn elk een dichterlijke verhouding tot die waarnemingen. Maar doet hij het niet – zie zijn beschrijving op pag. 187 -  ten koste van de waargenomen andere, die hij als een echte jager, heel stil benadert om hem uit zijn schuilhol te lokken? De psychotherapeut van vandaag zou protesteren.

We gaan nog verder in op allerlei grondbegrippen die door de lezing bij ons aan de oppervlakte komen: stemming en gemoed, volkomenheid en verlangen naar volkomenheid, gelatenheid (Gelassenheit - Eckhart) en oplossing van het Zelf (Boeddhisme) als de verzoening met de Vader door de verlossingsdaad van de Zoon een voltrokken feit geworden is. Met ook de tegengestelde mening dat pas vanaf de verlossing en verzoening de mens zijn echte wezenlijke taak in de schepping kan aanvangen (en geen rijstpap met gouden lepeltjes hoeft te eten).

Volgende bijeenkomst: 29 april 2011 te 16 uur.

S.Landuyt