zondag, november 30, 2008

Werkgroep Kierkegaard Bijeenkomsten 2008

Verslag Bijeenkomst van 31.10.2008

Aanwezig: Karel Eisses, Noël Melis, Sam Landuyt, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck

Afwezig/ verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak

We bezoeken vooraf even de interessante tentoonstelling die doorgaat op de Faculteit: De Drakenbrug naar de Hemel; Yao ceremoniële schilderijen en voorwerpen.

We begroeten Dr.Karel Th. Eisses, auteur van een met monnikengeduld samengesteld repertorium, een onmisbaar boekdeel voor elke Kierkegaardkenner: 160 jaar (in de voet) sporen van Soren Kierkegaard. Kierkegaard in het Nederlandse taalgebied. Keiproducties Utrecht, Boomker Haren BV. Geheel herzien 2007. ISBN 978-90-71809-73-6. Trefwoorden: bibliografie, Kierkegaard, Nederlandstalig, filosofie, theologie.

Een ander boek over Kierkegaard wordt vermeld: Frits Florkin: Geloven als Noodweer. Het begrip “Het religieuze” bij S. Kierkegaard. 2002.

We hervatten onze lezing op blz. 159, waar we Kierkegaard in juni ll. verlaten hebben. “Ik keer terug tot de verliefdheid”. Verliefdheid en het besluit te huwen zullen samen de voortdurende werkelijkheid vormen die het hele huwelijk blijvend zal doordringen. De verliefdheid treft dan het besluit aan “als een verlate onmiddellijkheid… van ‘weerlichten’ op het tijdstip dat de wil genoeg ontwikkeld kan zijn om een besluit te nemen”..Wie echter de verliefdheid wil ‘maken’ of op jacht gaat er naar, mist ze keer op keer. De echte verleider neemt het verkeerde, demonische besluit (K noemt dat een “ethisch slecht” besluit – een beetje een eigenaardige definitie, vinden sommigen van ons) van niet te willen besluiten tot huwen, maar het genot zo kort en hoopt hij, zo intens mogelijk te maken. De twijfelaar echter is te goed om demonisch te besluiten en niet goed genoeg om het goede besluit te nemen, eigenlijk niet goed genoeg om echtgenoot te worden. Dit zijn deviaties van de verliefdheid. Een groot geniaal voorbeeld ervan beschrijft K. dan in de persoon van Goethe en zijn werk “Aus meinen Leben”, tenminste toch Goethe “zoals hij zichzelf heeft uitgebeeld “in Dichting und Wahrheit”. Het gaat om de uitvluchten zoeken en vinden i.p.v. het goede besluit nemen. Iemand zegt langs zijn neus weg dat onze K. wat jaloers blijkt te zijn geweest op Goethe. Wordt genoteerd, maar maakt de redenering nog niet stuk. En dan begint K. een van zijn onverbeterlijk ironische beschrijvingen van het poëtische bestaan (in de verdichte persoon van Goethe, die hij inderdaad niet kan rieken of zien). Flauwiteiten! Vaudeville! Hoffelijk en in der minne afscheid nemen der geliefden! Het kan niet op. Nauwelijks een paradigma, vindt K., dat toch nog iets van de ernst van het paradigma aanneemt omdat het zoveel mensen “overkomt”. Wat de dramatiek van de romantiek dan is. Of de soap van het leven zoals het is, zouden wij misschien zeggen. Genoteerd moet toch worden dat de periode van de Romantiek, waarvan Goethe een lichtend voorbeeld was, toch de kentering gebracht heeft naar de notie van de persoonlijke individuele, unieke keuze van de geliefde en de huwelijkspartner en sindsdien in het collectieve bewustzijn van de westerse, Europese en Angelsaksische blanke mens verankerd is. Dit is dus meer dan uitvluchten. Volgende keer: blz. 164 en volgende.

SL

Next meeting: Friday november 28th – 16:00 – 18:00. Welcome!

Verslag bijeenkomst Werkgroep Kierkegaard van 30.05.2008

Aanwezig: Sam Landuyt, Fientje Van Otten, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk Chris Vonck,
Afwezig/ verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Noël Melis, André Vermaut

Was het luiheid of inspiratie die ons overviel, ik weet het niet, maar we kwamen er niet toe om deze keer ook maar één letter te lezen uit Stadia op de Levensweg. We hadden ondertussen wel een uiterst boeiend en levendig gesprek over alles en nog wat, wel te verstaan zo filosofisch en religieus mogelijk…Waarover hadden wij het?
- We toonden elkaar een paar illustraties: een gedicht van Vader Cats en een cartoon over de “mission impossible” van vele echtelieden vanaf een zekere leeftijd. Ze zullen op de website verschijnen. Even geduld.
- Over K.’s gebrekkige kennis en ervaring van ‘het echte huwelijk’ en hoe hij dus altijd wat “idealitair” zal blijven in deze materie en over zijn grote kwaliteiten als literator en niet alleen als filosoof. Vergelijk hoe hij het hof en het prieeltje beschrijft van de rechter en zijn gade. En hoe de zatte bende er mee omgaat. Zelfs een van hen een manuscript jat van de oude heer.
- Over het feit dat wanneer dichterlijk over de partner gezongen of gesproken wordt, zij /hij geen naam draagt, enkel ‘idee’ is en dus inderdaad nog ‘idealitair’ beleefd wordt. Er is nog geen ontmoeting in het esthetische, alleen een onvervuld en onvervulbaar verlangen dat de dynamiek verleent aan de idealiteit en aan alles waarvoor ‘de vrouw’ of ‘het meisje’ zoal moet staan.
- Over de positie van de vrouw in de eeuw van K. (-XIXde) in het nog typische “patriarchaal” georganiseerde huwelijk en maatschappij, met mannelijke dominantie. Maar dat de vrouw meer praktische macht had en de man meer praktische verantwoordelijkheid droeg dan een oppervlakkige kennismaking zou doen vermoeden.
- Over wat het ethische stadium bij K. wel kan zijn. Dat dit niet zo afgetekend is als wel gedacht wordt. Hoe de (ethische) ideeën van Plato, via Kant (onbeweeglijke categorische Imperatieven)) over Hegel (dynamisch geworden, tijdsdimensie aan toegevoegd) Kierkegaard bereiken en hij er geen genoegen mee neemt, evenmin als met het esthetische benaderen van de werkelijkheid. En zo in het “mateloze”, het “grenzeloze” van de religieuze beleving terechtkomt dat alle denken overschrijdt en uitdaagt. Mateloos en grenzeloos in de zin van “niet meer meetbaar of optelbaar”, niet in de zin van het psychogenetische stadium van nog mateloos en onbegrensd dat de baby kent vooraleer aan hem grenzen gesteld werden. Het religieus mateloze (vergelijk dogma) wordt pas bereikt nadat men eerst de psychologische begrenzingen van de aardse omgang aanvaard heeft en alle stadia van ontwikkeling op de levensweg doorlopen heeft.
- En van daar gingen we in op “het kind in ons”, zijn verborgen noden, behoeften en trauma’s vanuit de eerste levensjaren (ouderschapfiguur in ons) die het verdere leven als volwassene bepalen. En hoe we door het kind een Naam te geven, in psychotherapie bvb, dit kind kunnen leren spreken en aanhoren. En het blij maken.
- En hoe Gods Naam niet zozeer mateloos en grenzeloos is, maar onnoembaar. En hoe het willen ‘benoemen’ van God, d.w.z. hem willen ‘bepalen’ eigenlijk blasfemie is.
- En zo kwam van het een het ander.

Verslag Bijeenkomst van 25.04.2008

Aanwezig: Sam Landuyt Noël Melis, Fientje Van Otten, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk
Afwezig/ verontschuldigd:, , Jan Gysen, Levi Matuszczak, André Vermaut

We vervolgen onze lezing van Stadia op de Levensweg vanaf pag. 135 tot 147.
De rechter vraagt zich af “hoe zijn vrouw er, na acht jaar huwelijk, er esthetisch beoordeeld, uitziet. Komt dat van altijd ethisch en rechter geweest te zijn? Of is het omdat hij niet naar zijn echtgenote heeft durven kijken “op esthetische wijze”, zoals naar een portret, een beeld? (Misschien was ze wel een ‘goede partij’ voor een rechter, maar niet zo een mooie vrouw? Ook dat dienen we te overwegen…). In alle geval, al is hij blijkbaar geen hofmaker geweest een knorrige criticus als echtgenoot is hij ook niet geworden (een huwelijk met een grondtoon van“muzac in my ears” –Beatles?). Hij is nooit een esthetische “connaisseur” geweest blijkbaar. Hij weet zelfs tot vandaag niet of zijn vrouw slank is. Ze zal misschien van de soort zijn geweest, “welopgevoed en rein, waarmee je dus geen donder kunt beginnen” (Boudewijn De Groot, Erfenis van mijn jeugd).Hij hanteert liever de (levens- en huwelijks)humor dan de kritische, esthetische blik op zijn vrouw. Humor vereist wel reflectie en afstandelijkheid. Is hij wat bang van de ernst van de verliefdheid? Bang van haar “dierlijke ernst”, want inderdaad animaal van oorsprong? Loert de impotentie om de hoek, als hij het al te esthetisch zou maken?. Maar zegt hij, “ze zijn gelukkig getrouwd en hebben dus geen uitgebreide kritische evaluatie van hun huwelijk nodig”. Inderdaad, daar kunnen wij hem bijtreden.
Kierkegaard maakt dan een bemerking die mag tellen. “Het heeft hem altijd verwonderd dat dichters een echtpaar in gesprek nooit op de juiste wijze weten uit te beelden”.Ofwel praten ze als twee verliefden of ze zijn hoogstens bijfiguren en op leeftijd. Een huwelijk moet minstens ongelukkig zijn om voor poëtische uitbeelding in aanmerking te komen. Om poëtisch te zijn (d.i. om voor artistieke uitbeelding in aanmerking te komen) moet een liefdesrelatie (een “verliefdheidsrelatie”?) op zijn minst gelukkig zijn en bedreigd worden van buitenaf en een huwelijk op zijn minst ongelukkig en van binnen uit bedreigd. Maar voor de rechter van K. “moet het een armetierige echtgenoot zijn die door zijn huwelijk geen humorist wordt”. Vraag: en kan de vrouw daar dan ook mee lachen? Hoe zit het trouwens met de emoties, gevoelens en opinies, esthetische, ethische en existentiële, van de (gehuwde) vrouw bij K.? Is dat alleen de achttiende eeuw die maakt dat hij zulke exclusief mannelijke kijk heeft?
Het humoristische wordt gedragen door de zekerheid van het huwelijk, gebaseerd op ervaring (ook op gewoontevorming?) p.140 en op geloof (in haar). Hij heeft “de boekhouding in zijn hoofd”, m.a.w. ze kunnen beiden op elkaar rekenen. Haar schoonheid is dus van een andere orde, geruststellend en niet opwindend. De zalige zekerheid dat morgen alles zal blijken te zijn zoals het gisteren was. Maar kom, laten we wel wezen: wat is daar zo verkeerd aan? “Deze vreugde van de echtgenoot wordt niet verteerd” (p.147), hij dient niet te leven van het brood alleen, maar van de welwillende verwondering waarmee hij de bezigheden van de moeder begeleidt, moederschap dat hij haar volledig en volmondig gunt zonder afgunst of jaloersheid. Het zijn “panis et circenses”voor hem, bescheiden maar zeer echt en betrouwbaar, zoals alle ethische daden kunnen zijn als ze volgehouden gesteld worden doorheen het leven.

S.Landuyt
Volgende bijeenkomst: vrijdag 30 mei 2008 te 16 uur.

Verslag Bijeenkomst van 28.03.2008

Aanwezig: Sam Landuyt Noël Melis, Fientje Van Otten, Chris Vonck
Afwezig/ verontschuldigd: Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Jan Gysen, Levi Matuszczak, André Vermaut

We gaan verder met de lezing van Stadia op de Levensweg. We beslissen om de tekst voortaan tijdens de bijeenkomsten integraal voor te lezen en er onze commentaar te geven. We gaan verder met pag. 116 e.v. K. heeft het daar over het besluit, positief om te huwen of negatief om juist niet te huwen. De redeneringen over het negatieve besluit (p. 117) zijn een stuk falsificatietheorie avant la lettre (Popper). Maar allebei, positief en negatief besluit moeten een echt besluit zijn (een echt ja-woord dus) of het is “loos gebral”. Menselijke existentie vraagt altijd om een besluit. Maar dan een echt en geen naäperij. (Hoe weet je dat van je zelf en je partner, op het cruciale moment??) Het positieve besluit consolideert het bestaan, het negatieve houdt het “in suspenso”en blijft altijd dubbelzinnig. K. Gaat dan verder – hij is filosoof voor iets - met een ragfijne dissectie van wat er allemaal in deze twee soorten besluitvorming bevat is. En hij stelt dat juist het huwelijk – het positieve besluit - de synthese is van verliefdheid en besluit. Verliefdheid behoort als dusdanig voor hem nog tot het “esthetische”. Door het besluit wordt het echter een ethische zaak. Niet het resultaat echter (“een drogbeeld” zegt K.) is belangrijk maar de positie in het besluit tegenover de eeuwigheid, wezenlijkheid, God: al een verwijzing van uit het ethische naar het religieuze / exisstentiële. Het deciderende is het ethische, is de vrijheid. Het “moeten”, de plicht (gebod van de Liefde; zie Daden van Liefde) hoort bij het ethische. Het negatieve besluit heeft enkel betrekking op het eeuwige, het positieve op het tijdelijke en het eeuwige. Het is rijker. Het is een besluit- idealiteit die gesigneerd is (in het eeuwige) en gecontrasigneerd is (in het tijdelijke). En bovendien moet het even sympathetisch zijn als autopathisch. De dauw moet de bloem bereiken en te verkwikken en niet zo maar verdampen. Het besluit moet zijn doel (gelegen in de realisatie van het huwelijk in het leven) bereiken. Een expressie die niet uitmondt in haar doel blijft immers puur esthetisch. En zo komt K. uiteindelijk tot drie spanningsvelden in het besluit van te huwen: tussen tijdelijke en eeuwige, tussen het concrete en abstracte, tussen de vrijheid en het lot (p. 123 - 125).Op pag. 127 komt hij er dan toe, op bedekt ironische wijze gezegd in de taal van de rechter, allerlei eigenschappen van het (ethische) huwelijk op te sommen die hij in feite misprijst. Het is heilig en burgerlijk, het is poëtisch, plechtig, het is er altijd kerkdienst, het is grappig in wat het niet inlost van alles wat de verliefdheid aan beloftes inhield. Het is alledaags enz. Volgen dan nog een hele reeks “bedenkingen” (p. 128 - 135) die niet zoveel meer aanbrengen dan er al gezegd werd.

Verslag Bijeenkomst 26.01.2008

Aanwezig: Sam Landuyt, Noël Melis, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Bavo Van Eesbroeck, André Vermaut,

We beëindigen de lezing van het eerste deel van Stadia op de Levensweg (het Gastmaal), met een terugblik op het voorwoord door de vertaler Scholtens.

Het gedeelte dat het gastmaal besluit is het verhaal van de ontmoeting in de prille ochtend door de ondertussen goed dronken bende met de aanblik (meer is het niet dat ze ‘ontmoeten’) het tafereel van de rechter en zijn vrouw in hun prieeltje. Symbool van het harmonieuze huwelijksgeluk? De rechter opent hen het perspectief naar het ethische stadium voor deze aan zichzelf en de wijn dronken geraakte jongemannen, stuk voor stuk de uitbeelding van een (esthetische) subpersoonlijkheid van K. Na deze menigvuldige en theatrale mislukking van het esthetische, in al zijn poehah gebracht door deze gefrustreerde ijdeltuiten, ontnuchteren ze zowaar wat bij het bespieden van de al vroeg ontwaakte rechter en zijn (liefdevol - onderdanige?) echtgenote. Het gesprek dat ze afluisteren toont al onmiddellijk een heel ander beeld van het huwelijk - de ethische ernst van de verliefdheid die liefde geworden is - dan wat ze zelf in hun onvruchtbare grootspraak aan mekaar voorgehouden hebben.

Met de rechter en zijn vrouw doet het ethische stadium van de filosofie zijn intrede. Zie ook de conflictstof ervan in Of / OF van K.

Waarom al die types geschetst werden?
De estheet kent de ironie en het niet – kiezen als levensmotto (behalve de egotripperij en het achterna lopen van het genieten in al zijn onmiddellijkheid en vluchtigheid tevens, vandaar de ironie en de zelfspot, als het al zover komt. De estheet is een draaitol en komt in de verveling terecht van de eeuwige herhaling en dat leidt dan tot vertwijfeling. De kort durende maar frequente herhalingen komen voort uit het ontstaan van obsessioneel gedrag (Wiederholungszwang – Freud) dat zelf het gevolg is van de mislukking door het niet – kiezen. Wat eigenlijk betekent niet meer verder willen gaan op de stadia van de levensweg.

De ethicus of het ethische stadium zal de wereld - zijn wereld - willen harmoniseren. Dit is zijn optie, zo niet zijn keuze. Bij K. is het ethische meteen ook een protest tegen de burger en de burgerij van zijn omgeving, tegen de schijnbaarheid van de ethische keuze en tegen de afwezigheid van de echte religiositeit die uit de uiteindelijke onvoldaanheid van de ethische keuze groeit, als ultieme opdracht en levensbeweging.

We vervolgen de lezing van Stadia op de Levensweg op de volgende bijeenkomst op vrijdag 29 februari a.s. te 16 uur.

S. Landuyt

dinsdag, januari 22, 2008

Bijeenkomst van 21.12.2007

verslag van de bijeenkomst van 21.12.2007

Aanwezig: Sam Landuyt, Noël Melis, Fientje Van Otten, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Rit Vandenbergh, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, André Vermaut.

We bespreken “Le couturier” blz. 72 – 79 van S. Kierkegaard’s In Vino Veritas. Nergens wordt het primaire narcisme van de vrouw zo cynisch en schaamteloos misbruikt en te gelde gemaakt als in de modewereld. Nergens lopen ook zoveel mannelijke narcisten rond als in die wereld. De modeontwerper, de modeverkoper mag de vrouw héél dicht benaderen, hij mag ze van kop tot teen meten, passen en begluren, alleen moet hij dat doen binnen de strikte rituelen van de modemaker én van de commercie. En die sluiten elke echte erotiek en zeker elke seksuele benadering volkomen uit. Wie deze ‘heilige’ taboeregels doorbreekt begaat een ‘doodzonde’ tegen de commercie én tegen de sekse. Hij kan dan overigens beter zijn zaak sluiten. De “couturier” is niet “de cavalier” die galanterie ten toon spreidt zoals geen ander haantjesgedrag. Hij is niet erotisch bezig met zijn object, alleen esthetisch en… hij is spinnijdig afgunstig op de echte cavalier. In feite heeft hij hier veel weg van de castraat: hij moet zich gedragen als een castraat om binnen de strikte rituelen zo dicht zijn object te mogen benaderen. Zijn vrouw thuis of achter het atelier in haar keuken zal ‘hare vent’ terzake ook wel kennen en… is er doodgerust in. Hij werkt deze frustratie uit op de modegeile cliënte door zijn dedain, zijn cynisme, zijn afgunstig misprijzen voor haar. Ze zouden het eens moeten weten, de mannequins en de goed geklede dames. Het is voorlopig onduidelijk of Kierkegaard hier zichzelf uitbeeldt en zichzelf dus ‘doorheeft’ in zijn mislukkingen als man en als liefdespartner. Zoniet, dan is hij een tragische komiek of liever een ‘armzalig manneke’ (inderdaad, een mannequin). Een filosoof die mislukt in het liefdesleven, ja wellicht is dat echt iets heel armzaligs om te zien en mee te maken. Hopelijk is het allemaal maar “gespeeld” ‘en ook bij de rest van de drinkebroers in het Kopenhaagse Symposion van toen.
Een citaat wil ik u niet onthouden. In zijn onnavolgbare stijl laat K. de couturier zijn cliënte beschrijven. Als die dames ook maar een flauw vermoeden zouden hebben van hoe hij – de couturier – over hen denkt en over het soort van ‘christelijk belijden’ dat er mee gepaard gaat, dan zetten ze geen voet meer in zijn boutique. Ik citeer: “Van mijn boutique is naar de voorname wereld de boodschap uitgegaan voor alle gedistingeerde dames, dat de mode het gebruik voorschrijft van een apart soort hoofdtooi voor wanneer men ter kerke gaat en dat die hoofdtooi weer dient te variëren al naar gelang de draagster zich naar de ochtend- dan wel naar de avonddienst begeeft. Als dan de klokken beieren houdt de equipage stil voor mijn deur. Hare genade stijgt uit (want ook dit is kond gedaan, dat niemand deze hoofdtooi goed kan installeren behalve ik, de couturier). Ik stort mij haar tegemoet met diepe buigingen en leid haar mijn kabinet binnen; terwijl ze mij willoos laat begaan breng ik alles orde. Ze is klaar, ze heeft zich in de spiegel bekeken; gezwind als een bode der goden ijl ik haar vooruit, heb de deur van het kabinet geopend en buig, spoed mij naar de voordeur, leg mijn arm op mijn borst, gelijk een oriëntaalse slaaf, doch bemoedigd door een genadige knix waag ik het zelfs haar een aanbiddende en bewonderende kushand toe te werpen – ze zit in het rijtuig, zie! ze heeft haar psalmboek vergeten, ik snel naar buiten en reik het haar aan door het raampje, permitteer me haar er nogmaals aan te herinneren haar hoofd ietsje naar rechts te houden en zelf wat aan haar hoofdtooi te schikken, mocht die bij het uitstappen ietwat in het ongerede raken. Ze rijdt heen en laat zich stichten.” (p.77)
Volgende vergadering op 25 januari te 16 uur. We bespreken wat we reeds lazen…
Sam Landuyt.

woensdag, januari 02, 2008

NIEUWJAARSWENSEN 2008

Langs deze weg groeten we alle leden en in het bijzonder degenen die momenteel door ziekte verhinderd zijn de bijeenkomsten bij te wonen. We hopen door het verslag enigszins goed te maken wat ze hebben moeten missen. Wij missen hen wel en hopen hen spoedig terug onder ons te hebben! We sturen alvast onze warme hartswensen naar hen allen!

Van harte dus een goed 2008 aan alle leden! En aan alle toevallige lezers van deze Blog. U bent altijd welkom op onze vergaderingen: elke laatste vrijdag van de maand te 16 uur.

We bespreken momenteel: S. Kierkegaard. Deel I van Stadia op de Levensweg:
In vino veritas

Let wel: we bespreken dit, we pratikeren het daar niet zo maar!

Werkgroep Kierkegaard Bijeenkomst van 30.11.2007

Verslag Vergadering

Aanwezig: Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Van den Bergh, Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, Chris Vonck,
- Afwezig/Verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszschak, Aad Van der Perk, André Vermaut, Hedwig Vandamme

We begroeten een nieuw lid van onze werkgroep: Bavo Van Eesbeeck!

Nieuwe Kierkegaarduitgaven:
- S. Kierkegaard: Wat de Liefde doet, vertaling en verklarende noten door Lineke Buijs en Andries Visser, nawoord door Udo Doedens en Pieter Vos, uitgegeven door Damon
- Een passieloze tijd, de actualiteit van K. maatschappijkritiek. Uitgegeven 2006, 143 blz., € 14,90, Ten Have Kampen.

We bespreken de tafelrede van Constantin: pag. 53 tot 62.

Na “de jongeman” komt Constantin aan de beurt, blijkbaar al goed dronken en algeheel vervuld van zichzelf en de vanzelfsprekende superieure idealiteit van de man. De verborgen angst voor de vrouw en haar seksualiteit werd door ‘de jongeman’ nog eerlijk, maar wat bedeesd erkend – hij wilde immers het denken niet verliezen, dat voor hem zijn eeuwig wezen was - zijn phallus, zou de psycho-analist zeggen. Onze ‘ingewijde’ Constantin, blijkbaar een teleurgestelde minnaar vol complexen van gefrustreerde mannelijke trots en superioriteitsfantasieën draait rond de vrouw als een kat rond de hete brei. Ze is volgens hem “een onvoldragen ethische categorie, die alleen kan begrepen worden onder de categorie scherts”. “Het komt de man toe absoluut te zijn (en ‘geheel’ nvdr), absoluut te handelen, het absolute uit te drukken; de vrouw is relationeel bepaald. Tussen twee zo verschillende wezens kan geen ware wisselwerking plaatsvinden” (p. 54). Helaas, de man (“men” – sic!) “mikt op haar als de ethische categorie, men sluit de ogen (in vertrouwen van gekke verliefdheid bvb, maar ook in dagdagelijkse omgang nvdr) men denkt het absolute aan ethische eisen, men denkt de mens, daarop opent men de ogen en vestigt de blik op de deugdzame jonkvrouw… beklemming maakt zich van u meester en ge zegt bij u zelf: ach dit moet een grap zijn” (p. 54). Daar gaat ze… Men heeft haar verkeerdelijk alle idealiteit toegedicht en haar opgeblazen tot bovennatuurlijke proporties die een jongedame van zestien jaren zich maar kan inbeelden te bezitten en floeps, daar staat ze! Al haar idealiteit is illusie. Bovendien is de vrouw in staat om zich voortdurend, binnen de vierentwintig uur in het onschuldigste gebazel te transformeren, ook het tegenovergestelde van wat ze – gemeend dan nog! – gezegd heeft. Van een “beestje met hete pootjes” (G. Gezelle) gesproken. “De man kan er alles bij inschieten want het absolute heeft maar één absolute tegenstelling, te weten gezwets”. Als de man dan door de vrouw bedrogen wordt geldt het: “ voor een man van wie men geest mag eisen geldt: of hij wordt niet jaloers, of hij wordt jaloers en daardoor komisch”. En hoe ernstiger hij dan wordt hoe komischer. Een uitdaging voor de absolute geest dus, zoals hij door de man volgens Constantin op zo absolute wijze vertegenwoordigd wordt.

Volgende bijeenkomst: vrijdag 21 december te 16 uur. We lezen wat de ‘couturier’ en Johannes de Verleider te vertellen hebben en ook de nabeschouwingen, dus tot het einde of van pag.72 tot en met 94.
Denk ook even aan de bijdrage van 15 € over te maken op 001-1364212-80 van de FVG te 2610 Wilrijk. dank bij voorbaat.

Werkgroep Kierkegaard Bijeenkomst van 26.10. 2007

Verslag I. Vergadering (Hedwig Van Damme)

- Aanwezig: Hedwig Vandamme, Rit Van den Bergh, Aad van der Perk, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck, Noël Melis.
- Afwezig/Verontschuldigd: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszschak,

Sørens Symposion

Het is een mooie avond voor een gesprek over de liefde, al ontbreekt hier het gastmaal van Kierkegaard of van zijn voorbeeld Plato. We missen enkele deelnemers en onze bezorgdheid gaat vooral uit naar de gezondheid van Levi.

Maar Søren neemt ons mee naar het gastmaal dat, na moeizame voorbereidingen, dan toch doorging. Het wordt een gastmaal waarop geen vrouwen uitgenodigd zijn (en - geloof het of niet - wij konden hiermee instemmen) met vijf deelnemers: Johannes de Verleider, Victor Eremita en Constantin Constantius (heel goeie vrienden van Søren) en verder een mooie, (nog ‘groene’) jonge man en een ‘couturier’ waarvan de namen niet belangrijk zijn. Alles is ‘pico bello’ voorbereid : exquise gerechten, lekkere wijnen, een fonteintje in de achtergrond, heerlijke muziek, sfeervolle verlichting, de verwachtingen zijn zo hoog dat het hele feest wel eens een ‘mooie droom’ had kunnen blijven. Maar nee, het ging door en het gezelschap geniet … Halverwege de maaltijd stelt Constantin voor dat ieder een toespraak zou houden om de maaltijd af te sluiten, maar dat men alleen het woord mocht nemen als men in de juiste sfeer was – een beetje dronken van de wijn, maar ook niet te veel. En het thema zou zijn ‘de liefde’ of de relatie tussen man en vrouw, zonder echter liefdesgeschiedenissen te vertellen.

Liefde dus – en eerst is de jongeman aan het woord, ja, die zonder ervaring. Hij moest over de liefde spreken als een blinde over kleuren, want hij had nog nooit een liefdesgeschiedenis gehad. Is hij – niet gehinderd door enige kennis ter zake – wel de juiste persoon om dit gesprek te openen? Volgens hemzelf wel omdat hij het verschijnsel objectief waargenomen heeft. Al vlug blijkt dat het zowel over verliefdheid als over liefde gaat, het vinden van de ‘andere helft’: Eros, Afrodite, innigheid, oneindigheid, piëteit, streven, aan namen ontbreekt het niet. Toch blijft het onmogelijk de liefde te definiëren, daarvoor is ze te complex, ‘oneindig’ vervolledigt André. Ook al kunnen we dankzij het decor, de muziek en de aanwezigheid van vrienden bij een rijkelijke maaltijd de gewenste sfeer scheppen, onze woorden blijven ontoereikend. “… Beminnen, daarmee correspondeert het beminnenswaardige, en het beminnenswaardige is het onverklaarbare”. En wanneer “de gescheiden helften elkaar hebben gevonden, dan betekent dit dus de volkomen bevrediging en rust, en toch is het gevolg hiervan een nieuw bestaan” zodat er “niets zo vreselijk is als vader te zijn” want “het zijn twee onvergelijkbare zaken: een mens doodslaan en een mens het leven schenken; het eerste beslist over zijn lot alleen voor het tijdelijke, het andere voor de eeuwigheid…” (p.51). Op het einde van zijn toespraak lachte niemand om wat de jonge man zei, wat deze verwonderde, want hijzelf begreep de anderen niet wanneer hij ze over de liefde hoorde praten …

Wij waren in elk geval zo erg geboeid dat wij ons afvroegen wat de andere deelnemers zouden vertellen die na hem aan de beurt waren. Dat zullen wij volgende keer weten want wij lezen verder en luisteren naar Constantin en Victor Eremita, van blz. 53 tot en met blz.72. Veel leesgenot! Volgende bijeenkomst: vrijdag 30 november te 16 uur.

Hedwig Van Damme / Fientje Van Otten.


Verslag II Vergadering ( Rit Vanden Bergh)


Wie ooit het "Symposion" van Plato las, herkent meteen een parallel in de tekst "In vino veritas" van Kierkegaard.: een uitgelezen gastmaal, overeenkomstig alle vereisten van het ideale droombanket en zelfs meer dan dat aangezien de uiteindelijke 'leegte' van een overvloedig eet- en drinkgelag bezworen wordt doordat de deelnemers, vijf in aantal waaronder drie pseudonymen van Kierkegaard, 'de waarheid zoeken in de wijn.'.
Wat betekent dat elk van hen beurtelings verondersteld wordt een toespraak te houden op het moment dat de wijn de tongen losgemaakt heeft en men met gemak prijsgeeft wat men in nuchtere toestand liever voor zich houdt. Het thema bij uitstek is dan ook de liefde of de relatie tussen mannen en vrouwen. Het weze genoteerd dat er geen vrouwen aan de dis werden toegelaten wat bij ons, lezers, tot enkele bedenkingen leidde, met het oog op de 'ideale' feestmaaltijd.
De jongste, anonieme deelnemer krijgt als eerste het woord. Hij doet denken aan een Adonis, een beeldschone jongeling ,maagdelijk puur - en dat blijkt hij ook te zijn! - een jonge intellectueel - niets gaat er boven het denken! - die elke liefdeservaring mist - wat hij zonder meer toegeeft - en waar hij het ook hoopt bij te kunnen laten hoewel hij daarvoor vreest. De liefde immers palmt jezelf of de ander voor je in, en. voordat je het weet is het te laat; je kan de liefde dus maar beter bedenken voordat ze je belachelijk heeft gemaakt. Want 'liefde' is belachelijk, ridicuul, komisch omdat ze tegenstrijdig is en een mens in tegenstrijdigheden verstrikt. Voor het verstand is ze compleet onverstaanbaar, maar wat er precies onverstaanbaar aan is, weet niemand te zeggen. Als begrip betekent 'liefde' niets en toch beweert men dat ze een essentieel element is van het menselijk bestaan, zoniet het summum van wat er menselijk zoal te beleven valt! De liefde is, zo wordt gezegd, de opperste zaligheid, het leven op topniveau, maar men gaat er helaas aan dood, aan de zoveelste ongelukkige liefde! Vraagt men bovendien naar haar object, dan schijnt niemand dit te kennen. Op de vraag wat dan precies beminnenswaardig is blijkt er geen antwoord te zijn. Als Plato het Goede of het Schone als beminnenswaardig suggereert overschrijden we de grens van de erotiek en komen we in etisch-metafysische domeinen terecht. (Zoals bekend was de vrouw voor Plato geen optie, dan nog liever de jonge knapenliefde, zoals dat trouwens de gewoonte was in Griekenland waar de man-vrouw relatie als een louter functionele en daarom secundaire relatie gold).
En stel dat je in het algemeen zou kunnen opperen dat mannen 'vrouwen' beminnen en vice versa dan zit je er nog naast want de liefde werkt exclusief: het gaat om die Ène, en waarom juist die Ène en geen andere is niet te zeggen. Waarom alle mensen trouwens perse willen beminnen en bemind willen worden blijft voor de rede een raadsel. En het ongeluk of het geluk wil dat we als redelijke wezens 'geschapen' zijn en het reflecteren niet kunnen laten. De reflectie is de eeuwige derde; "l'amour se fait toujours ‡ trois" schrijft Marguerite Duras. De vermaledijde derde.
Vanwaar de lust, vanwaar de begeerte? Is ieder mens misschien maar een 'half' mens (cfr. Aristophanes), eeuwig op zoek naar zijn wederhelft? Voor de vrouw is dit zonder meer duidelijk, er valt dan ook niet mee te lachen; de man daarentegen denkt zichelf als een geheel en wanneer hij zichzelf als een helft gedraagt, geeft dit aanleiding tot hilarisch gelach!
Liefde is dus komisch - want het komische heeft in wezen altijd te maken met tegenstrijdigheid en, in de mate dat de liefde je onverhoeds overvalt zonder dat je er aan kan weerstaan - want dingen die je niet kan begrijpen kan je ook niet vermijden omdat je zonder inzicht in de zaak geen enkele strategie kunt uitdenken - is zij in wezen ook tragisch.
Kortom, de liefde is niet wenselijk!
Slechts ÈÈn enkele vorm van liefde is voor de spreker aanvaardbaar, want begrijpelijk: de 'piÎteit' van de zoon ( over vrouwen, zij het meisjes, dochters of moeders wordt er in deze toespraak zeer weinig gezegd!) voor de vader waaraan hij het leven te danken heeft (!). Het leven schenken is de hoogste act in de hiÎrarchie van waarden die een mens kan verrichten en dwingt de ontvanger onvoorwaardelijk in een relatie van eeuwigdurend respect, dankbaarheid en schuld De spreker schijnt hier geen enkel probleem mee te hebben.tot op het moment dat hij zich over een eventueel eigen vaderschap moet uitspreken. Wat wil het zeggen 'vader' te zijn? De tegenstrijdigheden steken opnieuw de kop op, want hoe kan een piÎteitsvolle zoon vader worden en hoe zit het dan met de vader van de zoon die vader wordt? Is het vaderschap slechts inbeelding? Is het de afschuwelijkste van alle gedachten of is het de hoogste levenstaak?
Even maar vrees je als lezer dat de spreker in de grootste verwarring en onzekerheid zijn toespraak zal beÎindigen, maar niets is minder waar. Buitengewoon klaar en helder bekent hij dat 'het eeuwige' in hem niet de liefde maar het denken is . Niets, geen vrouw, moeder of vader zal hem ertoe brengen het denken te verraden.
Is het denken misschien zijn lief? Hoe belachelijk!.

Zeer benieuwd kijken we uit naar de twee volgende toespraken van Constantin Constantinus en Victor Emerita op 30 november om 16u. Tot dan.

Rit Van den Bergh.