donderdag, juli 14, 2011

André-Pierre Vermaut 1920 - 2011 - Ter herinnering voor altijd

Eén van onze leden, onze ouderdomsdeken die deze waardigheid met onverwoestbaar enthousiasme droeg, is thans overleden. We hebben hem op 7 juli uitgeleide gedaan. Hij was " a man of all seasons" en "a man of all colours", maar ook een man uit één stuk. En dat zal hij blijven in ons aller herinnering.
Ter ere van hem en om hem te gedenken volgen hier de afscheidswoorden die Chris Vonck, rector van de Faculteit Vergelijkende Godsdienstwetenschappen, hem en ons toesprak en ook het gedicht - een levenslied - van André zelf: Cyber Poem.
Moge de eeuwige sneeuw van Alaska, waar hij 15 jaar als oblaat-missionaris werkzaam was, hem nu omringen en bewaren voor altijd in de schoot van de Oneindige Liefde die André zo goed kon bezingen.
S.L.


Andre Vermaut – 07.07.2011 (Crematorium Wilrijk) 14u.

De dienst van vandaag moet geen rouwdienst zijn, maar een dankdienst.

Ik verklaar me nader:

André, missionaris, gehuwd, lid van het zangkoor van de International Protestant Church of Antwerp, van hem nemen we nu afscheid.

Wij nemen afscheid van het lichaam van André Vermaut.

Meermaals zeggen we dat mensen komen en gaan: dat is een onwaarheid.

André was André en zoals gisteren ons iemand mailde: hij was een man of all seasons. Of all seasons – of  all colours…  Nooit zal er trouwens een tweede André op de aarde rondlopen. Een pater, een vriend van mensen, een vriend van velen, van zeer velen. Beter nog: iedereen die André ooit heeft ontmoet, ontmoette een vriend.

André hield van deze aarde. Op de FVG, op onze maandelijkse vergaderingen van de Werkgroep Kierkegaard, werd niet alleen gepraat. Steeds was er wel iets te vieren, zoals een verjaardag bijvoorbeeld. Regelmatig werd er een wijntje gedronken. En was het goede wijn, dan dronk André twee glazen. Was de wijn zeer goed – drie glazen. Zeer graag rookte hij een sigaar. Maar het moest een goede sigaar zijn!

Tijdens bepaalde barre winters bracht André zijn schaatsen mee, en samen met Piet van den Bogaard uit Breda, zoemde hij rond op de vijver van de Faculteit. Tot de politie ons belde met de boodschap dat dit echt niet verder kon.

In de klas werd flink gediscussieerd. Over Waarheid. Over Normen. André wilde overal present zijn en zijn grote filosofen en wetenschappers, waaronder Ilya Prigojin en Leo Apostel en zoveel anderen, brachten, als ik me niet vergis, voor hem de ware gedachte en de zin van het bestaan tot leven. Het leven dat hij eindeloos achtte. Allicht wel met een begin maar, zoals dit bij  internet het geval is (waarvan hij overvloedig gebruik maakte)  met een einde dat zich eindeloos voort beweegt, en verder leeft in een voortdurend toenemende ontplooiing. Alles is in beweging. Alles is energie.

Kierkegaard  trok hem enorm aan: het geloof in het ongelooflijke!

De mens is niet centrisch of ‘en soi’. De mens is excentrisch: uitstaand naar. Vandaar dat hij kerken bouwt, synagogen, tempels, loges. Waarom? Omdat de mens wellicht de ware afvallige van de natuur is en hunkert naar oneindigheid. En vandaar al die monumenten als vertegenwoordigers van 'het hogere', reflectoren van het licht dat rust moet brengen.

Het is al gezegd of het wordt gezegd: voor André was en is het woordje God een werkwoord.

André had feeling voor het sacrale, het Heilige. En als dat sacrale, dat heilige ,dat mysterieuze , dat ogenblik van huivering, dat irrationele gevoel de kop opsteekt, in weerwil van het rationele - dan zweeg André. En voelde hij, precies zoals ooit tevoren in het Hoge Noorden bij zijn geliefde Inuit,  terwijl hij knielde in een door mensenhanden gebouwde Mariagrot, de sfeer van 'het elkaar'.   Mysterie? Hypothese? Voor André geen hypothese maar een apotheose!

Laat me enkele reflecties citeren die André in stilte beaamde. Reflecties vanuit het Boeddhisme, de Islam, het Christendom.

De grond waarop ik sta  (Boeddha)
“Het is mijn aard oud te worden:

Er is geen ontsnapping aan de ouderdom.

Het is mijn aard om ziekte te kennen:

Er is geen ontsnapping aan ziekte.

Het is mijn aard te sterven:

Er is geen ontsnapping aan de dood.

Al wat mij lief is en ieder die ik liefheb

heeft de aard te veranderen;

Er is geen ontsnapping aan het verlies van hen.

Mijn daden zijn mijn enige ware bezit:

Er is geen ontsnapping aan de gevolgen van mijn daden.

Mijn daden zijn de grond waarop ik sta”.


Mysterie (A. Schweitzer)
“Wij zullen ons moeten verzoenen met het feit dat wij voor elkaar een mysterie blijven. Elkaar kennen betekent niet alles van elkaar weten, maar elkaar liefhebben, elkaar vertrouwen en in elkaar geloven”.


Openbaring van Johannes
 “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, nog rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan, en Hij die op de troon gezeten is, zei: Zie, ik maak alle dingen nieuw.”

Shinran Shonin, de stichter van de Boeddhistische Reine Landschool zei het zo:
"Nooit heb ik gevraagd om geboren te worden, en toch ben ik geboren en opgevangen. Nooit heb ik gevraagd om te sterven, toch zal ik sterven. Dus twijfel ik er niet aan dat ik weer opgevangen zal worden, hoe dan ook".
I. Khan (Soefi)
“Treur niet over de dood van uw geliefde,

roep de reiziger niet terug

die op reis is naar zijn bestemming,

want jij weet niet wat hij zoekt.

Jij bent van de aarde,

maar hij is nu van de hemel.



Door over de dode te wenen

bedroef je de ziel van hem

die niet tot de aarde kan terugkeren,

kun je hem niet anders dan hinderen.



Hij is gelukkig op de plaats waar hij is aan­geland.

Het verlangen naar hem toe te gaan helpt hem niet.

Jouw levensdoel houdt

door naar contact met hem te verlangen

je nog op aarde.



Geen schepsel dat ooit geboren is

heeft in werkelijkheid aan een ander behoord;

iedere ziel is de geliefde van God.

Heeft God niet lief zoals wij mensen dat niet kunnen?

De dood doet daarom niet anders

dan de mens met God verenigen,

aan Wie de ziel in Waarheid toebehoort.

Tot Hem keert zij vroeger of later terug.



Waarlijk, achter de sluier van de dood

is een nieuw leven verborgen,

dat het begrip van de mens op aarde te boven gaat.

Indien je de vrijheid van die wereld zou ken­nen en wist

hoe de bedroefde harten er van hun last wor­den bevrijd,

indien je wist hoe de zieken daar worden genezen

en de wonden worden geheeld,

indien je de vrijheid kon begrijpen die de ziel ervaart

naarmate zij zich van dit aardse leven van begrenzingen verwijdert,

je zou niet meer treuren over hen die zijn heengegaan,

maar bidden voor het geluk en de vrede van deze zielen

op hun verdere reis”.











CYBER POEM

André-pierre Vermaut


                      Op een schaal naar Oneindig

                      Digitaal en Analoog

                    Cybernetica en Mystiek

                     

We nummeren dagen, jaren en eeuwen ...

We meten bergen, woestijnen, en peilen zeeën ...

We trachten zelfs de sterren te tellen ...

En scannen de ruimte zoekend naar leven.



Nanoseconden, miljoenen duizendtallen,

Quasars, quarks, en nanobacteria

zijn DIGITS van tijd, ruimte, materie en leven ...  

Digits… enkel digits…hoe groot ze ook zijn!



De MODEM van een computer

Digitaliseert tijd, ruimte, materie en leven …

Ontoegankelijke kosmische en kwantum dimensies

Berekenbaar gemaakt voor cybernetica...!!!



Maar is “tijd-ruimte-materie-leven” ANALOOG of  DIGITAAL ?

Grote vraag ! ... en ik dacht dikwijls:

We hebben wellicht een “modem” nodig om “ONEINDIG” te lezen ... 

Maar we kunnen enkel digitaliseren … nooit volledig lezen …

Oneindig is niet “NEGATIEF”, het is een POSITIEVE SCHAT,

Ontoegankelijk voor onze gebrekkige menselijke geest.



En ik ging door met denken ...

Zou misschien geloof ... NAAKT geloof ...

Geloof zonder Heilige Boeken, Openbaringen, Dogma’s,

- geloof gelovend dat we, in essentie, niets weten -

Een mystieke modem kunnen zijn om  O N E I N D I G te lezen,

En een mystieke schat van  O N E I N D I G E  L I E F D E ?



Maar, naast dit mystieke beeld van oneindige liefde,

Zou ik, meer realistisch, willen besluiten:

Analoog of  Digitaal ?... EXISTENTIE is DIGITAAL ...

ESSENTIE, daarentegen, is ANALOOG en ONEINDIG:

God... Dieu... Jahwe... Allah...,

Of welk woord  ervoor gebruikt wordt,

Is geen NAAM maar een WERKWOORD,

Een werkwoord dat actie uitdrukt … oneindige actie,

ONEINDIG KOSMISCH EN KWANTUM ORGASME ...



Transcendentie of Immanentie?... geen verschil !

Oneindig in alle richtingen en in elke betekenis …

ONEINDIG ... ONEINDIG ... ONEINDIG ...!

Definitie zou een einde maken aan het ONEINDIGE !

 __________

     André-Pierre Vermaut  (vertaling Fientje Van Otten)                                           
                                                                                                         








                                            






 
   
 
 

 
 

                
 



   
                                                            

  CYBER POEM



                On a scale to Infinite

                      Digital  and  Analog

                    Cybernetica and Mysticism

      

                           

We number days, years and centuries…

We measure mountains, deserts, and fathom seas…

We even try to count the stars…

And scan the skies for life.



Nanoseconds, million millennia,

Quasars, quarks, and nanobacteria

Are DIGITS of time, space, matter and life...

Digits… just digits…whatever size they be !



The MODEM of a computer

Digitizes  time, space, matter and life…

Inaccessible cosmic and quantum dimensions

Made computable for cybernetics...!!!



But is  “time-space-matter-life”  ANALOG or DIGITAL ?

Great question ! ... and I often thought:

We might need a “modem” to read  “INFINITE”... 

But we can only digitize... never fully read it...

Infinite is not “ NEGATIVE”, it is a POSITIVE TREASURE,

Inaccessible to our failing human mind.



And I keep on thinking...

Might not faith... NAKED faith...

Faith without Holy Books, Revelations, Dogmas,

Faith believing that, in essence, we know nothing,

Be a mystical modem to read  I N F I N I T E,

And a mystical treasure of  I N F I N I T E   L O V E  ?



However, besides  this  mystical view of infinite love,

I would like  to conclude, in a more realistic way:

Analog or Digital ?.. .EXISTENCE is DIGITAL...

ESSENCE, however, is ANALOG and INFINITE :

God... Dieu... Jahwe... Allah...,

Or whatever word being used instead,

Is not a NAME but a VERB,

A  verb  expressing action... infinite action,

INFINITE  COSMIC AND QUANTUM  ORGASM....



Transcendence or Immanence ?... no difference !

Infinite in all directions and in every sense...

INFINITE... INFINITE... INFINITE...!

Defining it would stop being  INFINITE  !





                 (André-Pierre Vermaut )









   

                                                            



 

 

 

 

 

 

maandag, juni 20, 2011

Werkgroep Kierkegaard

Verslag Bijeenkomst 27 mei 2011
Aanwezig: Sam Landuyt, Paul Plompen, Fientje Van Otten, Chris Vonck.

Afwezig en verontschuldigd:  Jan De Wachter, Jan Gysen, Levi Matuszczak, Gisèle Peeters, Aad Van der Perk, Rit Van den Berg, Bavo Van Eesbeeck, André Vermaut.

Nieuwe boeken en publicaties:

-        J. Keith Hyde, Concepts of Power in Kierkegaard and Nietzsche, University college of the North Thompson, Manitoba, Canada, New critical thinking in Religion, Theology and Biblical Studies Series;  Ashgate 2010.

-        We ontvingen ook het Boletin informativo/ Mayo 2011/ no 16 van de Sociedad Iberoamericana de Estudios Kierkegaardianos (editor Luis Guerrero).  Het bevat o.m. een reflexie over het artikel uit 1971 van de bekende Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes: “Kierkegaard en la zona rosa”. De rosse buurt van Kopenhagen uiteraard. Het gaat om de vraag  hoe Kierkegaard deze” caminando por las calles de Latinoamerica” zou beleefd hebben…  Fuentes zegt: “ La premisa des escritor europeo es la unidad de de un tiempo lineal, que progresa hacia delante dirigiendo, asimilando el passado. Entre nosotros, en cambio, no hay un solo tiempo: todos los tiempos estan vivos, todos los pasados son presents. Nuestro tiempo se nos presenta impure, cargado de agonias resistentes”. Dit komt, zegt de auteur, omdat de Mexicanen, en bij uitbreiding al de Latijns-Amerikaanse landen, een historische last op de rug dragen van verlies van identiteit.  Dit onderscheidt hen van het psychologisch profiel dat Kierkegaard beschrijft en met plezier ironiseert.

Een kort maar zeer lezenswaardige commentaar die Kierkegaard beschrijft van uit een voor ons wel heel ander perspectief dan wij gewend zijn… Te verkrijgen in de bibliotheek van de FVG.

-        Verder in dit Bulletin: Aankondiging van de Reuniones academicas en Latinoamerica van 7 en 8 september 2011 op de universidad Iberoamerino van Mexico stad. Het thema is: Søren Kierkegaard en zijn kritiek op de gevestigde orde.

-        En ook: de Biblioteca Kierkegaard Argentina organiseert van 3 tot 5 november 2011 los Jornadas Iberoamericanas in Buenos Aires. Het thema is: “La comtemporaneidad de Kierkegaard”.

-        En ook:  een verslag van het Internationaal seminarie van Vertalingen van Kierkegaard in Kopenhagen in januari 2011.

-        Tenslotte:  aankondiging van enkele werken van en over Kierkegaard in het Spaans.

Onze Bijeenkomst: we zetten de bespreking voort van Het Begrip Angst, namelijk de Subjectieve Angst (uit hoofdstuk II). We starten volgende keer met de lezing van Hoofdstuk III:  Angst als gevolg van die zonde welke het uitblijven van het zondebewustzijn is pag. 210 – 220, met merkwaardige bladzijden over ‘Het Ogenblik’ waarin tijdelijkheid en eeuwigheid elkaar ontmoeten…  De door ons gelezen Nederlandstalige versie is die van Dr. J. Sperna Weiland.

Om de bespreking voortaan gemakkelijker te maken zullen we proberen een samenvatting vooraf van de te lezen tekst ter beschikking te stellen. Op de bijeenkomst zelf kan die tekst bijgewerkt worden met onze opmerkingen en bedenkingen. We verwerken die dan in voetnota’s.  De al gelezen pagina’s werden al op deze wijze samengevat. Deze bijgewerkte korte samenvatting van het werk zullen we vervolgens publiceren als verslag van de bijeenkomst en ook integraal publiceren op de Weblog: http://werkgroepkierkegaard.blogspot.com/
Next meeting:  June 24th, 04h p.m.

S. Landuyt




woensdag, juni 15, 2011

JAARRAPPORT 2010 -2011

Jaarverslag van de Werkgroep Kierkegaard 2011.

(* verschijnt in de volgende Acta Compqaranda van de FVG)

        In het oeuvre van Kierkegaard neemt: “Het Begrip Angst” een sleutelpositie in. Daarom werd het ook dit jaar terug op onze agenda geplaatst. (De meesten van ons, maar niet iedereen – ook andere vertalingen kwamen aan bod - gebruikten de “Ambo” uitgave, met de vertaling van J. Sperna-Weiland). Onder het pseudoniem Vigilius Haufniensis (de wakende van Kopenhagen) analyseert Kierkegaard  de verschillende aspecten van het begrip angst. Het is een boeiende, maar dikwijls duistere en moeilijk te begrijpen tekst. Je leest het werk niet zoals je een roman leest. De leden van de groep waardeerden dan ook ten zeerste het voorstel van Sam Landuyt om een samenvatting te maken van de hoofdstukken die de voorbije maanden aan bod kwamen; verder dan het tweede hoofdstuk zijn we echter niet geraakt, er blijft dus nog brood op de plank voor volgend werkjaar …

           Wat hierna volgt is dus een ‘samenvatting van de samenvatting’:

1. Het onderwerp en de methode:

            Kierkegaard omschrijft zijn werk als:“ Een eenvoudige, psychologische  overweging, die heenwijst naar het dogmatische probleem van de erfzonde”. Het blijkt heel spoedig hoe elk woord geladen is met betekenis:

            - eenvoudig: is naar onze mening wel iets anders;

            - psychologisch: maar ook filosofische, dogmatische, polemische overwegingen. Waarom dit zo is zal blijken uit de tekst;

            - overweging: de gegevens van de dogmatiek overweegt men, zoals men de inhoud van een preek of een gesprek overweegt, door zich de woorden ervan toe te eigenen;

            - dogmatische: gegevens die, opgeroepen door de Openbaring, aan het denken voorgelegd worden en het denken op een eigen, specifieke wijze aan het werk zetten;

            - erfzonde: probleem uit de dogmatiek. De angst, via de psychologische overweging ervan, leidt naar het dogmatische probleem van de erfzonde.

Kierkegaard kiest – in tegenstelling tot Hegel die de ganse filosofie onder één noemer wou onderbrengen – voor de Socratische methode want “Socrates was groot daardoor dat hij onderscheidde wat hij begreep en wat hij niet begreep” (pag. 143).

2. Voorwoord en inleiding:

Voor Kierkegaard is het duidelijk: wie een boek schrijft dient vooraf de zaak grondig te doordenken. In een uitvoerige inleiding onderzoekt Kierkegaard dan ook “in welke zin het onderwerp van de overweging (het begrip angst en het dogmatische probleem van de erfzonde) een taak is die binnen de gezichtskring van de psychologie valt en in welke zin het, nadien, heenwijst naar de dogmatiek”(pag.149).

Ieder afzonderlijk wetenschappelijk probleem moet zijn vaste plaats, maat en grens hebben en kennen en – binnen het grote gebied van de Wetenschap - er zich naar voegen. Anders is verwarring troef: onderscheiden, afbakenen, maat en grens bepalen is dus wat Kierkegaard vooraf doet. Zijn opponenten hierbij zijn vooral de filosoof Hegel en de theologen van de Deense staatskerk.

Een paar voorbeelden van dergelijke ‘foute bewerkingen’:

            - de logica definiëren als de werkelijkheid: beide, werkelijkheid en logica, zijn hiermee niet gebaat;

            - in de dogmatiek het geloof, zonder nadere bepaling, de onmiddellijkheid noemen: het geloof verliest erbij en de dogmatiek eveneens;

            - het woord “verzoening” (ethische categorie) gebruiken als ander woord voor mediatie of synthese in de triade: thesis, antithesis, synthesis. Twee wetenschappen worden daardoor grondig door elkaar gehaald: ethiek en dogmatiek.

Het boek heeft zich tot taak gesteld het begrip ‘angst’ psychologisch zo te behandelen dat het het dogma van de erfzonde in gedachten en voor ogen heeft; in zoverre heeft het ook, stilzwijgend, met het begrip “zonde” te maken. De zonde echter komt niet binnen de gezichtskring van de psychologie. De zonde ‘heeft geen plaats’ en als men haar een plaats wil geven, hetzij in de esthetica, hetzij in de metafysica, hetzij in de psychologie wordt de stemming (=gemoedsstemming) verward. De gemoedsstemming die bij de zonde past is de ernst. Er is geen wetenschap waar de zonde thuis hoort. “Ze is onderwerp van de preek, waar de enkeling als enkeling met de enkeling spreekt” (pag.154).

De zonde zou in de eerste plaats thuis horen in de ethiek. Maar de ethiek behandelt idealiteit. De ethiek moet de idealiteit verlaten om de zonde (gedeeltelijk) in zich te kunnen opnemen. Dit gebeurt door de categorie van het berouw. Als de zonde zelf in de ethiek opduikt, trekt ze zich terug als een diepere en nog diepere vooronderstelling, een vooronderstelling die het individu te boven gaat. Er is dan een categorie opgekomen die geheel buiten de ethica ligt. De erfzonde (die dan opduikt) maakt alles nog wanhopiger. Ze heft de moeilijkheid op, niet met behulp van de ethiek, maar van de dogmatiek. De ethiek gaat ervan uit dat de deugd te realiseren is. De zonde is sceptisch daarover.

Met de dogmatiek begint de wetenschap die, in tegenstelling tot de strikte zo geheten ideale wetenschap, uitgaat van de werkelijkheid: van onder naar boven toe. De dogmatiek moet de (werkelijkheid van) de erfzonde niet verklaren, ze verklaart ze door ze te vooronderstellen (als Openbaringsgegeven). De nieuwe wetenschap begint dus met de dogmatiek, in dezelfde zin als de immanente wetenschap begint met de metafysica. Hier vindt de ethiek (de nieuwe, tweede vorm van de ethiek) haar plaats als de wetenschap die het bewustzijn van de dogmatiek aangaande de werkelijkheid als opgave voor de werkelijkheid stelt. De moeilijkheid werd nog groter doordat de zonde van de enkeling zich uitbreidde tot de zonde van de gehele mensheid. Toen kwam de dogmatiek ter hulp met de erfzonde. De nieuwe ethiek vooronderstelt de dogmatiek en daarmee ook de erfzonde en verklaart nu daaruit de zonde van de enkeling, terwijl ze tegelijkertijd de idealiteit als taak stelt, echter niet in een beweging van boven naar beneden, maar van beneden naar boven (pag. 158).

De psychologie, niet de ethiek, houdt zich bezig met de mogelijkheid van de zonde en zo staat de psychologie in dienst van de dogmatiek. En hier verschijnt de erfzonde weer op het toneel. De dogmatiek verklaart de erfzonde, die de ideële mogelijkheid van de zonde is.  De eerste ethiek ignoreert de zonde, de tweede ethiek heeft niets met de mogelijkheid van de zonde te maken maar heeft wel de werkelijkheid van de zonde binnen haar domein. De eerste ethiek vooronderstelt de metafysica, de tweede ethiek de dogmatiek.

 “ANGST ALS VOORONDERSTELLING VAN DE ERFZONDE” is dan ook het onderwerp van het eerste hoofdstuk. Erfzonde, eerste zonde, zonde van Adam, zondeval: zijn dit identieke begrippen? Omdat het denken in het Genesisverhaal op moeilijkheden stootte zijn er in alle belijdenissen allerlei verklaringen geweest, de ene al meer fantastisch dan de andere. Zelfs tot in de christelijke dogmatiek, waarin Christus de verzoening met de Vader heeft gebracht voor de zonde van Adam en haar (erfelijke?) gevolgen in de mensheid. Door deze ‘fantastische’ verklaringen wordt Adam buiten de geschiedenis geplaatst en als enige uitgesloten is van de verzoening.

Neen, zegt Kierkegaard: “het essentiële in de menselijke existentie is dat de mens individu is en als zodanig tegelijk zichzelf en de hele mensheid (…) Op ieder moment is het individu zichzelf en de mensheid. Dat is de volmaaktheid van de mens als toestand gezien.” (pag. 164) “Adam is de eerste mens, hij is tegelijk zichzelf en de mensheid.” (pag. 165). En het is op grond van het denken dat wij hem er bij houden en niet uit een of andere piëteit of edelmoedigheid. Adam is niet wezenlijk anders dan de mensheid.

Traditioneel is het verschil tussen Adams eerste zonde en die van al de nakomende mensen dit: de zonde van Adam is de voorwaarde voor de zondigheid als consequentie; de andere eerste zonde (van gelijk welke andere mens) veronderstelt de zondigheid als haar voorwaarde. Het is echter gemakkelijk te zien dat de ‘eerste zonde’ iets anders betekent dan ‘een’ zonde. De eerste zonde stelt de kwaliteit, de eerste zonde is de zonde. “De nieuwe kwaliteit ontstaat met de sprong” (een geliefd thema van Kierkegaard, een eigenschap van de kwaliteit  om precies haar eigen-aardigheid  aan te duiden).

 Maar als de eerste zonde numeriek op te vatten is als één zonde, dan komt er geen geschiedenis, niet in het individu en ook niet in de mensheid. De zonde kent echter geschiedenis: “met de eerste zonde is de zonde in de wereld gekomen”. Het verhaal in Genesis wordt nogal gedachteloos afgedaan als een mythe, terwijl het de enige dialectisch- consequente opvatting is, eigenlijk geconcentreerd in de uitspraak: de zonde is door een zonde in de wereld gekomen. Wanneer dat niet zo was, dan was ze zo wat ‘iets toevalligs’ (pag. 167). Deze moeilijkheid voor het verstand is uitgerekend de triomf van de verklaring: dat de zonde zichzelf vooronderstelt. De zonde komt dus plotseling te voorschijn, met een sprong, maar deze sprong stelt tegelijk de kwaliteit. Belangrijke overwegingen hier op de bladzijden die volgen over kwantiteit, kwaliteit, sprong, ergernissen voor het verstand… (pag. 168).

Heel scherp en correct geformuleerd moet men zeggen: door de eerste zonde is de zondigheid in Adam gekomen en zo in de wereld. Bij niemand anders zal men zeggen dat door zijn/haar eerste zonde de zondigheid in de wereld gekomen is.  En toch komt ze door die mens ook in de wereld, op analoge wijze, een wijze die in wezen niet anders is. De zondigheid is alléén in de wereld, voor zover ze door de zonde binnenkomt” (pag. 168). Pas als men Adam in de mensengeschiedenis opneemt, komt men tot die conclusie. Anders blijft hij ‘fantastisch’. Daar waar de mensheid niet met iedere mens van voren af aan begint, krijgt de zondigheid van de mensheid wel een geschiedenis: ze gaat voort in kwantitatieve bepalingen. Het individu heeft er deel aan in de sprong van de kwaliteit.

Daarna gaat Kierkegaard dieper in op de begrippen onschuld en zondeval. Het lijkt er op dat door de onschuld - die onwetendheid is -  de onschuld van Adam een andere is dan die van zijn nakomelingen. Maar een ‘meer’ (van het kwantitatieve weten) constitueert geen (nieuwe) kwaliteit. Onschuld is dus onwetendheid, maar hoe gaat die verloren? K. houdt het er bij dat de psychologie hier de wetenschap is die met de verklaring te maken heeft.  Als ze binnen haar grenzen blijft.

De onschuld is onwetendheid en in de onschuld is de mens niet bepaald als geest, maar psychisch bepaald in onmiddellijke eenheid met zijn natuurlijkheid (biologie). De geest is (nog) dromende in de mens. In die toestand is er vrede en rust , maar toch nog iets anders; “Wat is dat dan? Niets! Maar wat werkt dat Niets uit? Het roept Angst op. Het diepe geheim van de onschuld is, dat ze tegelijkertijd angst is”. (176).

Angst is een gesteldheid van de dromende geest en als zodanig hoort ze thuis in de psychologie. Angst moet worden onderscheiden van vrees (voor iets bepaalds). De angst is de werkelijkheid van vrijheid als mogelijkheid voor de mogelijkheid. Bij het dier treft men dus geen angst aan, omdat het in zijn natuur niet bepaald is als geest.

De dialectische bepalingen in de angst hebben een psychologische dubbelzinnigheid. Angst is een sympathische antipathie en een antipathische sympathie. Iets heel anders dus dan de psychologische bepaaldheid van concupiscentia (begeerte). Het gaat er om dat de angst aan het licht komt. De mens is synthese van lichaam en psyche. De derde, die de synthese maakt is de geest. In de onschuld is de mens meer dan een dier. De geest is aanwezig, maar als dromend. Hij verstoort, als hij aanwezig is, als een vijand de verhouding tussen ziel en lichaam. .

Hoe verhoudt de mens zich nu tot die dubbelzinnige macht die de geest is, hoe verhoudt de geest zich tot zichzelf en tot zijn voorwaarde? Hij verhoudt er zich toe als angst. Hier is geen weten van goed en kwaad enzovoort, maar de hele werkelijkheid van het weten projecteert zich in de angst als het geweldige niets van de onwetendheid. Er is nog de onschuld, maar één woord is genoeg om de onwetendheid te richten. In de plaats van niets heeft de onschuld nu een raadselwoord. Het verbod van eten van de vruchten van de boom van goed en kwaad maakt hem angstig, “omdat het de mogelijkheid van de vrijheid wekt” (pag. 178).

Dan volgt de zondeval. De gevolgen waren:  de zonde kwam in de wereld en het seksuele werd gesteld en het ene is van het andere niet te scheiden. Het verschil tussen de seksen was er natuurlijk al van voor de zondeval. “Alleen, het was er toch niet, omdat het in de onwetendheid niet bestaat” (182). In de onschuld was Adam als geest dromende geest. Het verbindende is er dus nog niet, de geest is nog niet gesteld. De zondigheid is dus niet de zinnelijkheid, maar zonder zonde geen seksualiteit en zonder seksualiteit geen geschiedenis. Een volmaakte geest heeft het ene evenmin als het andere. Pas met de seksualiteit is de synthese gegeven als tegenstrijdigheid en taak tegelijk. Dat is de werkelijkheid waaraan de mogelijkheid van de vrijheid voorafgaat. Dat is niet ‘het goede of kwade te kunnen kiezen’. De mogelijkheid is: te kunnen. In een logisch systeem is de overgang van mogelijkheid naar werkelijkheid gemakkelijk te bepalen. In de werkelijkheid is een tussenschakel nodig. De tussenschakel hier is de angst. Angst is echter een ‘gevangen vrijheid’.

Het is een dwaasheid logisch te willen verklaren hoe de zonde in de wereld is gekomen. Ook de wetenschap kan dat niet. Hoe de zonde in de wereld is gekomen begrijpt ieder mens enkel en alleen door zichzelf; wil hij het van een ander leren dan zal hij het eo ipso misverstaan.

In het tweede hoofdstuk wordt de beweging van terugblikken – tot aan de eerste zonde – omgekeerd in een vooruitblikkende beweging en komen we terecht in de geschiedenis met  de “ANGST DIE DE ERFZONDE IN HAAR VOORTGANG BEWERKT”.

Zoals de zondigheid zich in de mensheid in kwantitatieve bepalingen beweegt, zo doet de angst dit ook. Het gevolg van de erfzonde, of de aanwezigheid van de erfzonde in de enkeling, is angst, die alleen kwantitatief van die van Adam verschilt (p.185). De zonde is in de wereld gekomen in de angst, maar de zonde heeft ook weer angst met zich meegebracht. De werkelijkheid van de zonde is namelijk een werkelijkheid die geen bestendigheid heeft. Enerzijds is de continuïteit van de zonde de mogelijkheid die angst aanjaagt; maar anderzijds is de mogelijkheid van een verlossing weer een niets, dat de mens zowel liefheeft als vreest; want dat is altijd de verhouding van de mogelijkheid tot de individualiteit. Eerst op het moment waarop de verlossing werkelijk is geworden, is deze angst overwonnen

Angst betekent nu twee dingen: de angst waarin de enkeling de zonde stelt met de kwalitatieve sprong – en de angst die met de zonde is binnengekomen en altijd weer binnenkomt, en die in zoverre ook kwantitatief in de wereld komt iedere keer dat een mens de zonde stelt. Kierkegaard spreekt over objectieve angst, die alleen kan bestaan in onderscheid met subjectieve angst, een onderscheiding waarvan bij Adam nog geen sprake kon zijn. In strikte zin is subjectieve angst de in het individu aanwezige angst die het gevolg van de zonde is. Onder objectieve angst verstaan we daarentegen de weerslag van de zondigheid op de hele wereld. Deze objectieve angst kan kwantitatief verschillen.

In een uitvoerige uiteenzetting wordt dan het begrip ‘subjectieve angst’ behandeld. Ook al is de angst bij het latere individu meer gereflecteerd, toch blijft men als Adam op de zelfde manier verantwoordelijk voor zijn (eigen) schuld, die met de kwalitatieve sprong in de angst gesteld wordt en waardoor de angst zijn dubbelzinnigheid behoudt. Als men wil ontkennen dat ieder later individu een staat van onschuld heeft of heeft gehad, dan zou er een mens ontstaan die geen enkeling is maar slechts een (optelbaar = kwantitatief ) exemplaar van de soort. In het latere individu wordt het ‘niets’ van de angst meer een ‘iets’. Maar voor de onschuld van het latere individu als voor die van Adam geldt: het is er allemaal voor de vrijheid en het is er maar als de enkeling door de kwalitatieve sprong de zonde stelt. De zonde vooronderstelt zichzelf, natuurlijk niet vóór ze gesteld is, anders zou dit predestinatie zijn, maar als ze gesteld is.

Dat iets dat het ‘niets van de angst’ in het latere individu kan betekenen is de erfzonde in strikte zin: het is het gevolg van de opeenvolging van de generaties. Het gaat hier vanzelfsprekend niet om de erfelijke mismaaktheden of enige optelbare kwantiteit aan gebreken. Door de zonde werd de zinnelijkheid zondigheid. Deze stelling heeft een dubbele betekenis: door de zonde werd de zinnelijkheid zondigheid, dit is de geschiedenis van het geslacht  en door Adam is de zonde in de wereld gekomen, dit is de kwalitatieve sprong van het individu.

De zinnelijkheid is dus niet de zondigheid, maar daar waar de zonde gesteld is of gesteld wordt, maakt ze de zinnelijkheid tot zondigheid (pag. 205). Dat en wat de zonde nog meer betekent, bespreekt Kierkegaard hier niet omdat we ons hier enkel psychologisch verdiepen in de toestand die aan de zonde voorafgaat en die, psychologisch gesproken, minder of meer predisponeert (pag. 206).

… Tot zover zijn we dit werkjaar geraakt; de volgende drie hoofdstukken, die handelen over: angst als gevolg van uitblijven van zondebewustzijn, angst als gevolg van de zonde in de enkeling en angst die verlossing brengt door het geloof zullen we – Deo volente – in het volgend werkjaar aanpakken. De meest actieve onder ons kunnen misschien al beginnen met verder lezen …  Tot dan … en een fijne zomer!

                                                                       Sam Landuyt – Fientje Van Otten.