maandag, november 05, 2007

Werkgroep Kierkegaard Bijeenkomst van 28.09.2007

Verslag Bijeenkomst


- Aanwezig: André Vermaut, Chris Vonck, Fientje Van Otten, Rit Van den Bergh, Sam Landuyt
- Afwezg: Ad van de Perk, Hewig …, Frans Martens
- Verontschuldigd: Levi Matuszschek, Jan Gysen

We starten dit academisch jaar 2007 – 2008 met de lezing van een nieuw boek van S. Kierkegaard: STADIA OP DE LEVENSWEG Deel I, in Nederlandse vertaling van Jan Marquart Scholtz, met een inleiding door W.R. Scholtens, uitgegeven door Meulenhoff, 1987, gebaseerd op de eerste uitgave in het Deens van 1845. De noten zijn uit Dagboek 1901???

We horen dat een van onze meest toegewijde leden, Levi M. ziek is en we brengen hem onze groeten over en wensen van herstel via een kaartje en tevens ook middels dit verslag. Goed en vlug herstel Levi!, we missen je uitgebreide kennis van onze auteur!

De Inleiding door Hilarius, pseudoniem van Kierkegaard, zo geschreven om de welwillende aandacht van de lezer te krijgen -“Lectori benevolo” – is van een gelijklopend scenario als in Of/Of. Ze is anekdotisch en ook de voetnoten zijn in pseudoniem. K. verbergt hiermee zichzelf een beetje. Waarom? Een beetje pleinvrees of plankenkoorts? De inleiding doet het voorkomen dat een ijverige brave boekbinder het manuscript gekregen en opgeborgen had, of liever het ter instructie van zijn kinderen gebruikte voor het schoonschrift ervan, maar er toch geld en interesse in zag toen een seminarist en candidatus in de filosofie ( K.zelf ?) hem er op attent maakte dat hij daar een heel “voortreffelijk geschenk van de voorzienigheid in huis had”… Zo zie je maar hoe K. het aan boord moest leggen om gelezen te geraken. Of ij ook begrepen werd door de boekbinders en co, daar bleef hij wellicht zijn twijfels over bewaren, zo menen we.

“In vino veritas”, een Herinnering. Naverteld door William Afham (“Doorhem”) Zo begint het eerste deel. En al meteen vooraf een “Voorherinnering” (vóór de herinnering blijkbaar?).
Even taalkundig:
Voorherinnering is Avertissement (Fr.).
Herinneren is: se rappeler, se souvenir (Fr.), remember (Eng) ; Herinnering, Souvenir (Fr.), Rememberance (Eng).
Geheugen is mémoire (Fr.), memory (Eng.)

En dan beginnen we. Net zoals in Daden van Liefde, ons vorige boek, ziet het er naar uit dat K. ons zal confronteren met twee dimensies (of integratieniveaus?) van beleving: de onmiddellijke (instantané), voorbijgaand, tijdstipgebonden (het geheugen van – ) en de “eeuwige”, wezenlijk (herinnering). K. is een fantastisch goede beschrijver (is dat zijn fenomenologie?) en hij zet aan met de beschrijving van wat “een geheim toebereid (toebedeeld, toevertrouwd?) krijgen” zoal meebrengt voor de drager ervan. Dit om het klevende, beklijvende aspect van elke ware herinnering nadien te kunnen aanvatten. Dit tegenover het tijdelijke, accidentele van het geheugenspoor van het gebeurde. Het geheugen is niet meer dan “een voorwaarde van verdwijnende betekenis”. Men kan een voorval tot in de details in zijn geheugen bewaren en oproepen, “zonder dat men zich die gebeurtenis daarom ook herinnert”. De herinnering daarentegen draagt de onsterfelijkheid in zich , in een “uno tenore” van het leven, de eeuwige continuïteit ervan dus. Hij voert het voorbeeld aan van Jacobi, een idealistische filosoof die niet langer dan een moment kon denken aan de onsterfelijkheid zonder het gevaar er bijna gek van te worden. Maar als men geheugen en herinnering met elkaar verwart en de inhoud ervan daardoor verliest, is alles niet meer zo schrikbarend. Vandaar dat zovele er geleerd en zonder moeite over kunnen preken (en filosoferen?. Zonder “Vrees en Beven”? Sneer naar zijn ambtsbroeders op de kansel?

Volgende bijeenkomst: vrijdag 26 Oktober te 16 uur.

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

Werkgroep Kierkegaard
Academisch Jaar 2006 – 2007

Verslag van de werkzaamheden

De werkgroep Kierkegaard telt een tiental werkende leden en komt elke maand samen van september tot juni. Dit jaar werd verder gegaan met de intensieve lezing van het tweede deel van het werk van S. Kierkegaard: Daden van Liefde, in de Nederlandse vertaling van Maria Veltman, uitgeverij Garant Leuven – Apeldoorn, tweede druk 1996.

We zijn thans op het einde van dit monumentale werk gekomen en hebben elk onze eindbeoordeling aan elkaar voorgelegd.

De verslagen van de werkgroep evenals (binnenkort) de persoonlijke eindevaluatie van ieder lid kan gelezen worden op onze weblog: http://werkgroepkierkegaard.blogspot.com/. Nederlands met een korte Engelse samenvatting.

Het meest boeiende voor ons van deze lezingen was de persoonlijke toets en inzet die geleidelijk aan sterker en duidelijker werd onder de deelnemers. De toetsing van de woorden van K. - “die men staande en luidop moet lezen” volgens de auteur – aan ons persoonlijk leven en werken, maakte duidelijk hoe intens K. de ‘taal van de geest’ (P. 373 Opmerkingen bij Deel II hoofdstuk II) spreekt. Als men zich de moeite geeft om zich door de tekst heen te worstelen (hij is onderhand anderhalve eeuw oud – 1847 - en dat merkt men ook wel af en toe) dan opent zich de hoogte en de diepte, de “eeuwige rijkdom” van de Liefde, zoals Paulus ze in Romeinen 13 verheerlijkt heeft.

K. Is niet erg “in” bij de jonge generaties. Alles gaat blijkbaar met cycli van op en neer, ook het geestesleven en de interesses van het intellect. Toch is wat deze nukkige, wat melancholische Deen ooit staande geschreven heeft, naast zovele andere van zijn uitgaven, fundamenteel “voedsel voor de ziel”, de kern van het christen – zijn zelf. Hij worstelt met de woorden, is nooit helemaal tevreden over wat en hoe hij het zegt, als het maar de juistheid en de waarheid benadert zoals hij ze ongetwijfeld in zijn leven vermoed heeft en trachten te beleven heeft. Geen woorden van of over liefde, geen lyriek of dichterlijke vlagen, maar daden, daden, daden van liefde. Als om de werkelijkheid te benadrukken tegenover de vloed van words, words, words van, toen Hegel en nu de bijna gehele academische pers en wereld.

Sam Landuyt
16 mei 2007

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

FVG Werkgroep Kierkegaard

Daden Van Liefde
Aad van der Perk: eindnota’s
24. April 2007

Na alle discussies over de Kierkegaardstudie betreffende de “Praktijken van de Liefde” heb ik mij neergezet en alles in alle rust en stilte overwogen.

Ik heb mij ook af en toe eens verdiept in wat andere auteurs er over schreven. O.a. Schweitzer in “Was sollen wir tun” en andere werken van zijn hand.
Treffend is deze uitspraak: Alle geschrijf en gefilosofeer desbetreffende zinkt in het niet bij de actuele daad. Inderdaad!.
Toch ontkomt men niet aan de gedachte: “Waartoe dit alles?” Zoals K. zich ergens afvraagt: “Is er een theologische suspensie van het ethische?” Op zijn Hollands gezegd: een doelgerichte afhankelijkheid?
Daarop zijn al verschillende antwoorden gegeven. De Calvinisten en ook de Moslim zegt: “De Ere Gods” Al hamdu l’illah”. Jezus zegt ergens: “Wat gij de armen gedaan hebt, hebt ge aan mij gedaan”.
Het Middeleeuwse R.K.- christendom dacht met de goede werken de hemel te verdienen. “Als het geld in ’t kistje klinkt, het zieltje in de hemel springt”. Een gedachtegang waartegen Luther en anderen in opstand kwamen.
Zelf denk ik er anders over.
De eeuwige heeft ons eerbetoon niet nodig. Het is geen aardse potentaat uit de oude doos die bewierookt, gevleid wenst te worden. Met “goede werken de hemel verdienen” is een gedachte die inspeelt op het menselijke egoïsme en daarom alleen al afkeurenswaardig. In de Thora komt de tekst voor: “De mens die deze dingen doet, zal door dezelve leven”. Daar zit een kern van waarheid in. In psychologische zin. Weldoen adelt het karakter. Toch is ook dat bijzaak. Persoonlijk welgevallen of teleurstelling mag geen rol spelen.
Centraal dient te staan: de doelgroep, zowel praktisch als theoretisch.
Bij discussies over de organisatie van één of andere Aktie: de doelgroep.
Bij de persoonlijke vraag: waarom doe ik dit of dat?: de doelgroep, om die te helpen.
Bij dagelijkse omgang met mensen en medeschepselen: de doelgroep!

Verder met verstand en overleg te werk gaan. Er moet duidelijk sprake zijn van hulpbehoevendheid. En er moet de praktische mogelijkheid zijn om te helpen.

Verder: oppassen voor misbruik, zoals in het vervolg op het verhaal van de Samaritaan. Toen die een week later die zelfde plek weer passeerde, lagen er 2. Enfin die ook maar geholpen. En een weekje later 5, etc. etc.

Conclusie: Alles wat maar zweemt naar egoïsme: uitbannen!
Een altruïstische geesteshouding cultiveren!
De doelgroep staat centraal.
Elke doelgroep is een doelverzameling en maakt deel uit van de hoofdverzameling: al wat leeft ,al wat bestaat, al het zijnde.

Aad van de Perk

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

FVG Werkgroep Kierkegaard

Daden van Liefde
Fientje Van Otten: eindnotities
24 april 2007

Toen Levi tijdens vorige bijeenkomst heel laconiek de vraag stelde: hoe zou je dit boek (Daden van Liefde) kunnen samenvatten, wist hij niet hij ons denk- en werkstof bezorgde om ons eigen persoonlijk antwoord te geven op de vraag: Wat boeit je in dit werk? Wat heeft je aangesproken en wat niet?

Voor mij persoonlijk sluit dit aan bij de meer algemene vraag: waarom ik van K. houd? En dat is omdat hij in zijn denken en leven, als mens, als kristen, als filosoof de plaats opzoekt waar tussen God en mens vrijheid ontstaat en deze plaats heet ‘liefde’ (een citaat dat ik ooit in een werk over hem las, ik weer niet meer waar). Dit is de plek waar ik ook zou willen staan en blijven, bij die God van Liefde, die niet voor zichzelf hield, maar alles in liefde gaf… De liefde is slechts wat hij is door er te zijn in U!... Gij die overal aanwezig bent en nooit zonder getuigenis. (Cf. inleidend gebed in dit deel, p. 16).

Het boek omschrijft ‘Daden van Liefde’ als ‘sporen van die God’ die zich kenbaar maakte in de in de tijd gekomen Jezus, die de mens het bestaan van de Geest leerde, (m.a.w. van die Liefde) en wat de mens, die de gestelde hypothese aanvaardt, op zich neemt en kan verwachten.

In deel II dat we dit jaar hebben gelezen worden uitvoerig de onvoorstelbare mogelijkheden van de liefde bezongen, zoals bij Paulus in zijn Corinthiënbrief, maar hier in 10 hoofdstukken. Ik heb de indruk dat het eerste hoofdstuk eigenlijk alles draagt:

De liefde bouwt op…

K. noemt het ‘de overdrachtelijke wekker en bewerker van werkelijkheid-die-het-leven-is. Liefde geeft structuur, is dragende kracht, bron van licht en leven, steeds positief. Het negatieve is haar vreemd… de overige beschrijvingen geven hieromtrent meer verduidelijking wanneer hij zegt:

Liefde gelooft alles
Als tegengesteld aan wantrouwen
Liefde hoopt alles
Als tegengesteld aan ‘wanhoop’ en ‘vertwijfeling’
Liefde zoekt niet zichzelf
Is gericht op de andere,n waarbij ‘mijn en dijn’ wordt opgeheven, opgetild in de ware liefde die God is.
Liefde bedekt een menigte van zonden
Is geduldig, vergevingsgezin, niet uit naïviteit of lafheid, maar als uiting van inzicht in de aard van zonde en zondaar
Liefde blijft
Haar bron droogt nooit op en draagt het gehele bestaan

Dat zijn wat mij betreft, de voornaamste bakens die K. uitzet: de overige hoofdstukken – bvb dat je de doden moet gedenken, dat ‘barmhartigheid’ ook verwacht wordt als je niets te geven hebt, zijn verduidelijkingen.

Waar het eigenlijk op aankomt – en dat staat verscholenb oop pag. 362, zo ergens tussenin – ‘je in alles verhouden tot God’, wat de Latijnen noemden “coram Dei” – voor Gods Aanschijn, in Zijn Tegenwoordigheid. En zo ben ik dan weer op de plek beland waar ik zou willen staan en waar ik in het begin over sprak.

Dat was voor mij, heel in het kort, de lectuur van ‘Daden van Liefde’.

Fientje Van Otten

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

FVG Werkgroep Soren Kierkegaard

Daden van Liefde

Hedwig Van Damme: Persoonlijke Samenvatting

Een vraag van Levi Matuszczack: hoe zou je op één pagina voor jezelf de betekenis van dit werk van S. Kierkegaard noteren?

Hier dus alvast een poging:

K. laat zich de Daden van Liefde inspireren door de bekende passage ‘als ik de liefde niet heb’ uit I Cor. XIII, maar voor het zo ver is cirkelen zijn gedachten om het gebod van de liefde: gij zult uw naaste liefhebben.

Tekenend is de innerlijkheid, het gaat om een geheim, het gebeurt in het diepste van de mens en is niet in woorden te vatten. Toch herkent men de ware ingesteldheid aan de daden, zoals de boom aan de vruchten wordt herkend.

Ter illustratie (2de deel) commentarieert hij uit I Cor. VIII en XIII:
- de liefde bouwt op / de liefde gelooft alles (en wordt toch nooit bedrogen) / de liefde hoopt alles (en wordt toch nooit beschaamd) / de liefde zoekt niet zichzelf / de liefde vergeeft alles / de liefde blijft (ook over de dood heen).

Goddelijke liefde is uit eeuwigheid ontstaan en in eeuwigheid geworteld; ze is zonder de tekortkomingen van de menselijke liefde, die zo vaak vertroebeld wordt door eigenbelang en zelfbedrog, terwijl juist het offer onontbeerlijk is.

K. worstelt duidelijk met het onderwerp. Hij verkondigt geen blijde boodschap waar een vonk van overslaat naar de lezer.
Hij is m.i. niet te benijden met zijn diep, maar zo weinig vreugdevol geloof. Als je hierover nadenkt, is het boek des te waardevoller, als een rusteloos zoeken naar een vertrouwensvolle geloofshouding, met verplaatsing van de kern ervan van het hoofd naar het hart.


Hedwig Van Damme
26. april 2007

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

FVG Werkgroep Soren Kierkegaard

Daden van Liefde

Hedwig Van Damme: Persoonlijke Samenvatting

Een vraag van Levi Matuszczack: hoe zou je op één pagina voor jezelf de betekenis van dit werk van S. Kierkegaard noteren?

Hier dus alvast een poging:

K. laat zich de Daden van Liefde inspireren door de bekende passage ‘als ik de liefde niet heb’ uit I Cor. XIII, maar voor het zo ver is cirkelen zijn gedachten om het gebod van de liefde: gij zult uw naaste liefhebben.

Tekenend is de innerlijkheid, het gaat om een geheim, het gebeurt in het diepste van de mens en is niet in woorden te vatten. Toch herkent men de ware ingesteldheid aan de daden, zoals de boom aan de vruchten wordt herkend.

Ter illustratie (2de deel) commentarieert hij uit I Cor. VIII en XIII:
- de liefde bouwt op / de liefde gelooft alles (en wordt toch nooit bedrogen) / de liefde hoopt alles (en wordt toch nooit beschaamd) / de liefde zoekt niet zichzelf / de liefde vergeeft alles / de liefde blijft (ook over de dood heen).

Goddelijke liefde is uit eeuwigheid ontstaan en in eeuwigheid geworteld; ze is zonder de tekortkomingen van de menselijke liefde, die zo vaak vertroebeld wordt door eigenbelang en zelfbedrog, terwijl juist het offer onontbeerlijk is.

K. worstelt duidelijk met het onderwerp. Hij verkondigt geen blijde boodschap waar een vonk van overslaat naar de lezer.
Hij is m.i. niet te benijden met zijn diep, maar zo weinig vreugdevol geloof. Als je hierover nadenkt, is het boek des te waardevoller, als een rusteloos zoeken naar een vertrouwensvolle geloofshouding, met verplaatsing van de kern ervan van het hoofd naar het hart.


Hedwig Van Damme
26. april 2007

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

Nabeschouwingen, onderweg van Genk naar Antwerpen en omgekeerd, over ‘DADEN van LIEFDE’ van Søren Kierkegaard

Levi Matuszczack - Jan Gysen - Genk

Kierkegaard - Werkgroep - FVG te Antwerpen. (27.04.07)
In daden van liefde inspireert Søren Kierkegaard zich vooral aan Paulus en zijn Hooglied van de liefde.
1 Korinthiërs 131 Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
2 En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.
3 En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
4 De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen;
5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad;
6 Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid;
7 Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden.
9 Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;
10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden.
11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.
13 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.

Volgens Kierkegaard is liefde concreet en gecon-centreerd op de persoon. Daardoor is hij nu nog actueel en laat hij ons inzien dat wij niet moeten vluchten in abstracte vage gevoelens die zelfs kunnen leiden tot extreem nationalisme, overdreven vader-landsliefde en ziekelijk racisme.
In zijn ‘Daden van liefde’ zoekt hij naar plaats waar de mens God kan ontmoeten. Naar die plaats wordt men gedreven door een intens verlangen naar volheid van zijn, bewustzijn en vreugde. Van dat verlangen vinden we een glimp terug in de Bhagavid-Gita 11,31. in Ps. 63. 1-4 en later bij Indische schrijvers als Kabir en later Tagore.

Bhagavid-Gita 11.31

O Grote Heer,
Onbegrjpelijk en onvatbaar,
laat me weten, wie Je bent.
Kom tot mij,
Die U voor alles zoekt
En Je bedoeling weten wil.
Ps. 63. 1-4

God, mijn God, naar U blijf ik zoeken,
Mijn ziel dorst van verlangen naar U;
al wat ik ben, smacht naar U
in een troosteloos, dor land zonder water.

Een gedicht van Kabir

Zoek je naar mij ?
Ik zit in de volgende zetel.Met Mijn schouder tegen de jouwe.Je zult mij niet vinden in de stupa’s,
niet in de Indische heiligdommen,noch in synagogen, noch in kathedralen :niet in de massa’s, noch tussen de benengedraaid rond jouw nek,
noch in het groentedieet.Ben je echt op zoek naar mij,
dan kun je mij ogenblikkelijk zien-je kunt mij vinden
in het nietigste huisje van de tijd.
Kabir zegt :

Zoeker, zeg eens, wat is God ?Hij is de adem in de adem.

Een gedicht van Tagore

Houd op met dit zeurend zingen.
Uw geprevel wordt eentonig.
Wie vereert u in die sombere tempelhoek?
Hij die u aanbidt ontwaar ik hier niet.

Maar ga naar het veld, waar de boer ploegt.
Ga waar de wegenbouwers stenen verbrijzelen.
U vindt Hem daar waar het leven hard is,
daar waar men moet werken en zwoegen.

Doe mee. Leg uw gewijde gewaden af,
Aanvaard uw taak en doe wat moet.
U wilt vrijheid? Welke vrijheid? Waar?
Zie hoe onze Meester met zijn werk verbonden is!
Heel zijn grootse schepping is niets anders dan
een spel van voortdurende bevrijding.

Houd op met denken en dralen.
Laat al die bloemenoffers.
Trek uw werkkleding aan
En aanvaard uw eigen taak.

Dan pas wordt u een met Hem,
zoals een druppel water
volledig wordt opgenomen
in die oneindige schepping.

Eenmaal God gevonden is de weg naar de naaste getekend.
"Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’" (Matteüs 22:36-40).
De man van Nazareth kwam alles een beetje eenvoudiger maken. De eerste vier geboden liggen vervat in: Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand." Daarna worden de laatste zes geboden in de rest van de uitspraak samengevat: "heb uw naaste lief als uzelf."
De liefde, als daad, schept ruimte. Waardoor we een zekere vrijheid ervaren. een existentieel-ethische analyse in een religieus proces kan ons de concrete werkelijkheid van een christelijke liefde verhelderen. En Kierkegaard wil dat voor ons doen. Hoofdthema van Daden van liefde is de christelijke naastenliefde die bouwt op het gebod: ‘Gij zult uw naaste beminnen als uzelf’. En dit is toch erg moeilijk in een verburgerlijkte maatschappij. Hij laat ons ook aanvoelen dat de goddelijke liefde de menselijke voorafgaat.

Als hij spreekt over zijn naaste liefhebben als zichzelf dan wijst hij er op dat wij op de juiste wijze ook onszelf moeten liefhebben. Op die wijze wordt de christelijke liefde de volkomen vervulling van de menselijke existentie. ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’:is een opgave die bij ieder mens opnieuw begint.In die zin kunnen we de volgende citaten van hem ook begrijpen.
a Het christendom is geen leer, maar bestaansmededeling. Daarom begint het elke generatie weer opnieuw. Al die geleerdheid van vorige generaties is eigenlijk overbodig. Zij is wel niet te versmaden als zij zichzelf en haar grenzen kent, maar ze wordt gevaarlijk als dat niet het geval is.
a Het christendom heeft elke generatie weer iemand nodig die onvoorwaardelijk en radicaal uitspreekt wat het christelijke is. Als het dan zijn lot wordt door alle dominees te worden uitgelachen en gehoond, dan staat vast dat heel die christenheid louter inbeelding is.
Liefde is concreet. En als je die geboden volbrengt zul je leven. We moeten God boven alles liefhebben, maar die liefde tot God blijft toch gelijkwaardig aan de naastenliefde en de liefde tot zichzelf. Het onderscheid zit niet in de wijze van liefhebben, wel in het subject dat we moeten liefhebben. De liefde van en tot God prevaleert steeds over de naastenliefde en de liefde tot zichzelf, omdat de liefde van God tot de mens het eerst is. “God heeft ons het eerst liefgehad” (1 Joh. 4, 10).

Johannes zegt verder in zijn brief dat de liefde tot God onwillekeurig ook liefde tot de naaste tot gevolg heeft, zoniet is de liefde tot God geveinsd. “Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, hij is een leugenaar. Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien. Dit gebod hebben we dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben” (1 Joh. 20-21).


‘Socrates in Kopenhagen’

Hoera, ik mag weer terug naar Socrates!
Ik weet zeker dat ik niets zeker weet, is zijn les
Ook jij, lieve Søren, wilde ons wakker schudden
Los moesten we, weg van de christelijke kudde

Het gaat niet langer om dé waarheid of hét leven
We hoeven niets meer om standaarden te geven
Het gaat om wat ik doe met mijn leven en wat ik vind
Een enkeling ben ik, die zich op mij voor God bezint

De onzekere en labiele basis van mijn existentiële zijn
De absurditeit, angst, schuld en allerlei pijn
De spiegel die je voorhoudt en ook mij leert
“wanneer een aap erin kijkt, geen apostel reflecteert”

Ik ben verantwoordelijk voor mijn bestaan, helder en concreet
Mét de zekerheid van het weten dat ik (gelukkig!) niets zeker weet
Bestaan doorregen van denken en niets dat er zweeft
Het bestaan kan niet worden gedacht. Het moet worden geleefd! (onbekend)





Verschijnt oktober 2007
Wat de liefde doet.
Søren Kierkegaard
Een aantal christelijke overwegingen in de vorm van toespraken.
Vertaald door Lineke Buijs en Andries Visser
Ieder mens heeft behoefte aan liefde; aan geliefd te zijn en lief te hebben. Wie het spoor van de liefde zoekt, vindt in Søren Kierkegaards Wat de liefde doet een rijkdom aan inspirerende en opbouwende gedachten.
Kierkegaard ziet liefhebben als een vermogen dat ieder mens bezit. Tegelijk is liefhebben een opdracht. In het eerste deel van het boek staat hij stil bij de oorsprong en het wezen van de liefde, maar dan wel met het oog op wat de liefde doet. In deel twee stelt hij allerlei eigenschappen van de liefde in het dagelijks leven aan de orde: liefde heeft verwachtingen, zoekt vertrouwen, heeft altijd weer hoop en zoekt in uitzichtloze situaties een begaanbare weg.
Kierkegaard prijst de weg van de liefde aan als een menselijke weg: "Wie kunst en wetenschap aanprijst, verdeelt de mensen in begaafden en nietbegaafden; wie de liefde aanprijst maakt allen gelijk." De liefde komt in dit boek zo praktisch aan de orde dat lezen en herlezen een aanrader is voor elke liefhebber. Op de vraag wat liefde is, zal een antwoord dat voldoet niet te geven zijn. Op de vraag wat liefde doet, volgt werk voor een heel leven. Vanuit dit onderscheid schreef de filosoof en theoloog Kierkegaard zijn boek. En ziet hij kans het genoemde onderscheid op te heffen: "Wat de liefde doet, dat is ze, en wat ze is, dat doet ze."
Redactie Søren Kierkegaard Werken: Paul Cruysberghs, Udo Doedens, Frits Florin, Johan Taels, Karl Verstrynge, Andries Visser, Pieter Vos, Onno Zijlstra. (Damon)

Soren Aabye Kierkegaard

DADEN VAN LIEFDE

S. Landuyt: algemeen besluit

“Voor het ontwaken van de geest leefde de mens in het tijdelijke; de taal die hij daarbij gebruikte was eenduidig op dit tijdelijke afgestemd. Na het ontwaken van de geest werd de taal niet veranderd, maar dubbelzinnig en zowel gebruikt door de mens die louter in het tijdelijke leeft als door de mens wiens oog gericht staat op het eeuwige”. Deze eenvoudige toelichting van de vertaalster van Kierkegaard’s “Daden van Liefde” bij Hoofdstuk I van Deel II staat daar zo maar en toch vat ze kort en krachtig samen wat de voortdurende tweezinnigheid, twee - duidigheid is van wat Kierkegaard onder liefde, daden van liefde beschrijft, elk hoofdstuk weer. De eerste betekenis is er een van het tijdelijke, het kortzichtige, “dichterlijke”, het momentele. Het representeert iets van wat Kierkegaard elders “het esthetische” stadium zal noemen. Dit is niet wat onder “Het Moment” echter of “De Gebeurtenis” verstaan moet worden; deze horen thuis in de tweede betekeniswereld. Met het gebruik in de tweede betekenis zal K. de eeuwige, werkelijke, de wezenlijke, de in God en in de Godontmoeting aanwezige betekenis beschrijven. Zo staat ook de betekenis van de soms bedenkelijke “liefdadigheid” van de “compassionate society” (de formulering van dit rechtvaardigheidsgevoel is van G.W. Bush) meestal dicht bij de tijdelijke betekenis van het woord, verre van de Daden van Liefde of Liefde in werkelijkheid en in wezen van het Gebod van de Liefde, van de mystieke Liefde, van de “goddelijke deugd” van de Liefde. Men moet inderdaad met dezelfde woorden beschrijven wat de tijdelijke, zeer vergankelijke betekenissen zijn van passionele liefde en van afstandhoudende milddadigheid als degene die men moet gebruiken om de vermogens te beschrijven van de ziel tot beminnen van God en de evenmens. Dit is het soort van liefde die in de ziel neergelegd wordt als een gave van God in Zijn Ontmoeting met de mens, onder de vorm van vermogen tot wezenlijk liefhebben. Liefde dus en Ware Liefde, beperkte liefdadigheid en daden van liefde.

De innerlijke tweespalt die aldus blootgelegd wordt – want zo beschrijft Kierkegaard het voortdurend – wordt wel met veel nadruk gebracht en bijna met minachting voor het tijdelijke in de beleving van de liefde. Alsof ook daarin de Liefdedaad al niet komt kijken! Terwijl dan weer de ware Liefde gebracht wordt in termen van het strenge, onvervreemdbare (exclusieve?) gebod van het Christendom. Jawel, de tijdelijke liefde is zeer eindig en zoals alle eindige biologische gegevens bevat ze de treurnis, zoniet de angst van de aarde. Maar toch is ze niet onwaardig of te minachten. En jawel, de ware Liefde is een gebod, omdat de Liefde niet (meer) vanzelfsprekend is voor de mens in de toestand van verval in het tijdelijke en de aliënatie van zijn zielsvermogens waarin hij door de zondeval geraakt is. Deels vervreemd van God en van het “kindly Light”(Newman) en onmachtig om zich daaruit te verlossen op eigen vermogen of kracht. En hoe meer vervreemd of zelfs verblind het menselijke bewustzijn wordt in zijn geestelijke vermogens - door de actueel bedreven ‘kwade daden’ - hoe meer het verbod “onmenselijk” lijkt, ondoenbaar, onverenigbaar met enig geluk. Inderdaad de tragiek van deze spanningsboog is zichtbaar aangegeven in de mensheid als individu en als gemeenschap der volken. Maar het gebod is een “zoet gebod”, een glijmiddel om de opdracht gemakkelijker te kunnen vervullen en de liefde vooralsnog te bereiken. Gods hand is een liefdevolle en tedere handreiking of vingerwijzing. Er ligt geen toorn of wraak in. En het is reeds gehoord door anderen, ook niet – christenen.

Kierkegaard is kind van zijn tijd. De gehele problematiek van onrecht en onrechtvaardigheid die ons zo welbekend is, blijft hier bij hem onbesproken. Het spanningsveld tussen de “Compassionate Society” die de rijke mens zijn rijkdom zedig laat behouden (anders kon die niet meer geven uit zijn overvloed…) en het ‘gebod van sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid van de mensen’ blijft totaal onbesproken. Karl Marx is nog niet gepasseerd.

Voor mij is dit boek een wegwijzer geweest en een geestgenoot. Als ik mezelf innerlijk aanhoor en het innerlijk discours van mijn geest beluister, vind ik in Kierkegaard een vriend en bondgenoot. Maar ik prijs me gelukkig dat ik niet zo droevig gestemd ben als hij toch soms lijkt te zijn.