Verslag van de Bijeenkomst van 25 juni 2010.
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Vandenbergh, Aad Van der Perk, , Fientje Van Otten, André Vermaut, Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Bavo Van Eesbeeck Chris Vonck.
We noteren de Sixth International Kierkegaard Conference in Minesota USA van 27 juni tot 1 juli.
Nieuwe publicaties:
- Kierkegaard and Levinas, The subjective Mood, Patrick Sheil, 2010, uitgave Ashgate.
- Kierkegaard and the Bible, Tome I: The Old Testament. Tome II: The new Testament. Edited bij Lee C. Barrethe and John Stewart, Ashgate 2010.
Het was de laatste bijeenkomst van ons ‘academisch jaar’, tevens de bespreking van de laatste bladzijden van Stadia op de Levensweg.
We nemen ons voor in september (24/09) te beginnen met de lezing van het werk Het Begrip Angst. We zullen trachten goede kopieën te hebben voor onze leden… om het lezen en werken op de tekst te vergemakkelijken.
Maar vooreerst zullen we in september nog de algemene samenvatting doornemen die RitVandenbergh geschreven heeft over wat we afgelopen jaar gelezen hebben uit de Stadia op de Levensweg en die inmiddels verschenen is in de Acta Comparanda van dit jaar.
De bijeenkomst van juni wordt dan verder gewijd aan de laatste bladzijden van de Stadia op de Levensweg, namelijk de Bijlage: Het leed dat men zichzelf berokkent – zelfkwellerij.
K. gaat, met de zelfkwelling als Leitmotiv ( pag. 508) nogmaals de categorieën af van het esthetische en het religieuze. Dat het esthetische consequent alle zelfkwellerij komisch behandelt, is voor K. gemakkelijk in te zien als men weet dat het esthetische consequent alle gerichtheid ‘buiten’ zich houdt en elke inkering naar binnen als een desertie (aan het esthetische) beschouwt en ze daarom maar belachelijk maakt. Maar het religieuze is gelegen in het innerlijke, wanneer het zich tot zichzelf verhoudt. En juist omwille van de ernst van het innerlijke is de zelfkwellerij, die esthetisch gezien komisch is, religieus gezien verwerpelijk en zonde (wegens de ernst van het religieuze en de innerlijkheid die er de expressie aan geeft). Maar ook daar, in het religieuze is een oneigenlijke halfslachtigheid mogelijk. Herken ze aan de gebruikte termen, zegt K. De eigenlijke zelfkwelling, religieus gezien dan, is wanneer de actor halfweg blijft steken: er is altijd gevaar als mogelijkheid en werkelijkheid – en de religieuze mens weet dat maar al te goed - en toch zegt dan de religieuze mens tegelijk altijd blijmoedig te zijn. Men moet echter door woorden en de termen heen stoten, tot in de realiteit zelf die alleen in de inkering bewust kan worden beleefd. Zodat men toch – en bewust van de werkelijkheid, huist daarom - blijmoedig kan zijn in een bootje op een waterdiepte van 70.000 vadem en ver van alle mensenhulp. Wat iets anders is dan lustig pootje baden aan het strand…
Kort nog, ( & 6 Niets te berouwen is de hoogste wijsheid – De vergeving der zonden) een citaat dat als samenvatting kan gelden van het ganse denken van K. (pag. 519 e.v.): “Er zijn drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Het metafysische is de abstractie en er is geen mens die metafysisch existeert. Het metafysische, het ontologische is, maar het bestaat niet, want wanneer het bestaat is dat in de vorm van het esthetische, van het ethische, van het religieuze, en wanneer het is, is het de abstractie van het esthetische, het ethische en het religieuze. De ethische sfeer is alleen doorgangssfeer en daarom is de hoogste uitdrukking daarvan het berouw als een negatief handelen. De esthetische sfeer is die van de onmiddellijkheid, de ethische is die van de eis (en deze eis is zo oneindig dat het individu altijd failliet gaat) de religieuze is die van de vervulling (maar niet zoals de offerblok die vol goud zit, want het berouw uit het ethische heeft juist oneindig ruimte gemaakt en vandaar de religieuze contradictie: zich boven een waterdiepte van 70.000 vadem bevinden en tegelijk blijmoedig zijn”…
S. Landuyt
Verslag Bijeenkomst van 28 mei 2010.
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, André Vermaut,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, . Chris Vonck.
De opdracht was het eerste deel te lezen van de uiteenzetting van Frater Taciturnus (van p. 435 tot p. 487) waarin deze, wat wij in de vorige bladzijden onder de vorm van een dagboek hebben gelezen, omschrijft als een “experiment”. Sam had de hele tekst grondig doorgenomen en aan de hand van zijn notities ontdekten wij samen wat Taciturnus ons over dit experiment te vertellen heeft en wat wij ervan kunnen leren.
Taciturnus heeft twee heterogene individualiteiten in relatie tot elkaar geplaatst, een mannelijke en een vrouwelijke. Hem heeft hij een sterke geestelijke aanleg meegegeven in de richting van het religieuze, haar heeft hij binnen esthetische categorieën gehouden. Mogelijkheid tot misverstand te over, zegt hij, zodra ik een punt van overeenkomst bepaal. Dit punt is dat ze zich verenigen in wederzijdse liefde. Het misverstand ligt dus niet in een derde grootheid, of een vreemde macht die hen scheidde: er is in feite niets dat verhindert dat zij elkaar krijgen, maar daarmee begint juist het misverstand. Ook de vorm waarin het experiment is opgezet drukt dupliciteit uit: ’s morgens herinnert hij zich de realiteit, ’s nachts houdt hij zich met hetzelfde bezig maar dan doordrenkt van zijn eigen idealiteit.
Bijzonder boeiend werd de uiteenzetting omtrent idealiteit – historiciteit; zo hebben wij het althans ervaren. De vraag die Taciturnus zich stelt is of het geloof in het grote bevorderd wordt wanneer men weet dat het historisch is. Om de idealiteit te vatten moet, zo meent hij, het historische worden opgelost in de idealiteit, moet het historische in een heel nieuw licht geplaatst worden. Door het opdreunen van historische verhalen dringt men niet door tot de idealiteit; als bezielend principe wordt de idealiteit niet zonder meer historisch. Het historische is te allen tijde ruw materiaal, dat degene die het zich toe-eigent weet op te lossen in een posse (een kunnen) en te assimileren als een esse (een zijn). Er is daarom, zo besluit Taciturnus, op religieus gebied niets dwazer dan de vraag: “Is het ook werkelijk zo gebeurd?” Geest omschrijft hij als vragen naar twee dingen 1) is datgene wat gezegd wordt mogelijk? 2) kan ik het doen? En het geloof is die idealiteit die het esse in zijn posse oplost. Is het voorwerp van het geloof het absurde, dan is het echter niet het historische dat geloofd wordt, maar het geloof is dan die idealiteit die een esse in een non posse oplost en dat nu geloven wil. (p. 479-48).
Al wat Taciturnus op het oog heeft is “het religieuze met de levendige belangstelling van een waarnemer trachten te verstaan” want van zichzelf zegt hij “niet religieus te zijn”. Hoe zijn verdere uiteenzetting verloopt zullen de volgende bladzijden waarschijnlijk duidelijk maken. We lezen dus – zoals afgesproken – de rest van het boek tot p. 538. Veel leesmoed en tot vrijdag 25 juni 2010 te 16 uur.
Tot vrijdag,
Fientje Van Otten.
Bijeenkomst van 23 april 2010
Aanwezig, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh. Fientje Van Otten, André Vermaut,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczak, Noël Melis, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, Chris Vonck.
Een prachtige lentedag en weinig volk zodat we startten in de tuin … tot Ernie de deur kwam openen. We hebben ernstig getracht onze reacties te verwoorden op wat het dagboek ons vertelt over de liefdesperikelen tussen “ik”en “zij” in de periode van 22 mei in de ochtend tot 7 juli middernacht. De ochtenden beperken zich eerder tot een aantal feiten en veel van wat de ik vertelt kunnen we wel enigszins begrijpen maar zijn slotverhaal doet ons eerder afhaken: haar de indruk geven dat je alles zult doen wat ze wenst en stiekem hopen dat het feit dat zij dan de overwinnaar is haar ertoe zal aanzetten je de vrijheid te geven? Maar wat hij gehoopt had gebeurt niet en een paar uur later gaat hij dan terug om haar “koel en beslist” mee te delen dat alles voorbij is, onherroepelijk met als enige conclusie “als ze de hele affaire met mij beu is zal ze opnieuw verliefd worden en zal ik geen rol meer spelen in haar leven” ????
Tot daar de verhaalde feiten. De middernachtschrijfsels laten echter een andere kant zien: de ik beseft dat hij laag tegen iemand gehandeld heeft; hij is verstrikt geraakt in de schijn die hij wilde wekken. Verder in zichzelf teruggedrongen, alleen maar omringd door misverstand, zit hij in de nachtelijke uren eenzaam in zijn kamer, op de uitkijk naar niets en komt hij tenslotte zichzelf tegen. “Om zichzelf te begrijpen is het zaak in de juiste situatie te komen. Daartoe heeft zij mij met die verantwoordelijkheid geholpen en zal zij mij ook verder helpen”. In de verantwoordelijkheid komt de ik zover dat hij zichzelf begrijpt.
Maar de meeste van de nachtelijke overpeinzingen bevatten veel meer dan alleen maar een uitweiden over de onmogelijke liefdesgeschiedenis van ik en zij. Op pag. 399-400 wordt uitgeweid over de verbondenheid van ernst en scherts: religieus bekeken heeft zijn situatie absolute betekenis en is het diepste ernst, anders blijft het een gruwelijk spel. Ook de godsverhouding van de ik wordt beschreven, God is geen soort boekhouder hoog in de hemel die de wensen van de mensen vervult terwijl – wat geestelijke en wereldlijke adviseurs dikwijls aanraden – de mens moet trachten elke verschrikking verre van zich te houden. Voor wie in religieuze zin wil leven is het precies “de verschrikking die hem de zekerheid van de oneindigheid binnenvoert”. God langs speculatieve weg reduceren tot een subject is voor een mensenziel even beangstigend als God tot een despoot maken. (p.409-416)
De vraag die blijft doorzinderen is: ben ik schuldig? en is er verontschuldiging of vergeving mogelijk? Hier ziet de ik zich geplaatst voor een nieuw dilemma: “schuld heb ik in de tijd … Wat met schuld in eeuwigheid?” (nacht van 18 juni). Het dagboek eindigt op 7 juli middernacht en dan begint de geestelijke winterslaap tot de volgende periode van onrust met als uiteindelijke vaststelling: “het dagboek gaat over niets …maar is het zwaarste leven soms niet het leven dat over niets gaat”.
Hoe Frater Taciturnus daarover denkt zullen we vernemen in de volgende 100 blz.: als we dit stuk in twee delen opsplitsen voor de twee komende lezingen dan zouden we voor volgende samenkomst tot p.487 - § 4 moeten lezen. De volgende bijeenkomst is, zoals gebruikelijk, gepland voor de laatste vrijdag van de maand, dus vrijdag 28 mei te 16 uur.
Veel leesplezier en tot dan,
Fientje Van Otten.
Verslag van de Bijeenkomst van 26 maart 2010
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh. Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Noël Melis, Aad Van der Perk.
Archief: Bavo Van Eesbeeck heeft aanvaard het Kierkegaardarchief van de Werkgroep voortaan te beheren. We danken meteen Levi Matuszczak voor de jarenlange trouwe en zorgzame wijze waarop hij het archief beheerd heeft en gekoesterd!
Lezing: We vervolgen onze lezing van Stadia op de Levensweg, Tweede deel van deze uitgave. De bldzijden 370 tot 381 (“19 – 21 mei middernacht”) zijn een soort beschrijving van het geheel: “mijn relatie tot de omgeving die ik mijn wereld moet noemen”. En ‘mundus vult decipi’: de wereld (die wreld…) wil bedrogen worden… “ Wie maar wat onzin uitkraamt en broederlijk het glas heft met de mensheid en masse, wordt bemind en geacht door de hele gemeente”. Kierkegaard overschouwt zijn maatschappelijke positie en tevens zijn positie tegenover Regine. Tegenover de buitenwereld leeft hij voortaan in het misverstand (dat de wereld trouwens zo graag heeft) , tegenover God kan hij kan hij nu ‘begrijpelijk’ worden in religieuze zin. Het is een “eenzame verstandhouding” die “ook zin smart heeft”. Hij voelt zich verder dan ooit “in zichzelf teruggedrongen”, hij die gehoopt had zijn leven in te richten naar ethische maatstaven en dan deze innerlijkheid door bedrog te maskeren. omdat zijn leven voortaan, een religieuze structuur gekregen heeft en hij is zozeer terugverlegd naar het innerlijke, “dat ik slechts met moeite de werkelijkheid kan bereiken”zegt hij. En K.’s relatie tot God is “als had Hij mij gekozen en niet ik Hem”. Niet eens de schijn is hem gelaten van de negatieve uitdrukking dat hij iets is,, namelijk “dat ik het ben die tot Hem kom. Noodwendigheid alom, zelfs tegenover God. Tralies alom van misverstand op misverstand met de omgeving. (Pag. 384 e.v.)
We weiden nog uit in onze discussie over allerlei nevenonderwerpen en aan de uitklaring van bepaalde filosofische begrippen bij K. Zo wijst men er op (R.V.D.B.) dat voor K. het Idee staat voor “hert eeuwige” of het eeuwige uitdrukking geeft. En dat ‘de herhaling’ (‘la reprise’) van het idee niet ‘de herneming’ is van de idee, maar de herhaling is van de idee in de tijdelijkheid mét de oplossing er bij! Herhaling geschiedt omdat de idee zich niet heeft kunnen realiseren en in de herhaling hoopt dit wel te doen. In de herneming wordt de idee hernomen op een hoger niveau, want inclusief de al aanwezige oplossing erbij gegeven.
Volgende bijeenkomst: vrijdag 23 april te 16u (om praktische redenen: verlengd weekend van 30/4 voor velen.)
Sam Landuyt
Verslag van de Bijeenkomst van 26 februari 2010
Aanwezig: Noël Melis, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten,André Vermaut, Chris Vonck.
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Lévi Matuszczak, Aad Van der Perk, Sam Landuyt, Hedwig Van Damme
Nieuw werk over Kierkegaard; Jacob Howland, Kierkegaard and Socrates, a study in philosophy and faith. University Press, Cambridge.
Voorstel van Chris Vonck om Bavo Van Eesbeek tot archivaris aan te stellen van de werkgroep, wordt door de aanwezigen goedgekeurd
De terbeschikking stelling van de te lezen teksten blijft een moeilijkheid. Het simpelste lijkt nog dat ieder zelf naar een tekst op zoek gaat; fotokopies blijken duurder dan een tweedehandsexemplaar.
Gezien de moeilijke beschikbaarheid van de tekst kwam er een zeer bescheiden suggestie om de meer belangrijke werken van Kierkegaard onder handen te nemen.
Bij een schrijver als Kierkegaard is het moeilijk te zeggen welke teksten er meer of minder belangrijk zijn (hangt ervan welk facet ge wilt belicht zien), maar 'Het begrip angst', 'De ziekte tot de dood', 'Vrees en beven'... behoren zeker tot de sleutelteksten; een aantal van de groep hebben deze teksten reeds gelezen – wat niet betekent dat een'herhaling' geen deugd zou doen! Het veel geciteerde ' onwetenschappellijk naschrift' is echter door niemand van ons gekend. De vertaling is onderweg. Zullen we daarop wachten?
Voor het inhoudelijk gedeelte zijn we Sam Landuyt zeer dankbaar voor het discussiemateriaal dat de laatste paragraaf van zijn vorig verslag opleverde. We zijn daar zeer uitgebreid op ingegaan en, klinkend op de 90 jaren van André Vermaut ,vergleed de tijd algauw naar het tijdloze, het eindige naar het oneindige... Kierkegaard zou zich ongetwijfeld verheugd hebben ook al is het verder lezen van zijn tekst erbij ingeschoten! De leesopdracht voor de volgende sessie op 26 maart te 16u. zal dan ook dezelfde zijn als vorige keer!
Tot dan allemaal,
Rit Van den BerghWerkgroep Kierkegaard
Verslag van de Bijeenkomst van 29 januari 2010
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk. Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme
Nieuw Werk over Kierkegaard: Pieter Vos, Søren Kierkegaard lezen, uitgeverij Kok, Kampen
Kopie van K. boeken voor de werkgroep (werkteksten). Er wordt gezocht naar een gemakkelijke en goedkope manier om teksten van het boek dat ter studie ligt, te laten kopiëren voor de leden van de werkgroep . Noël Melis en Sam Landuyt gaan op zoek naar oplossingen.
Er wordt besloten om dit jaar het ganse boek Stadia op de Levensweg te refereren in de komende bijeenkomsten. De nodige teksten zullen opgestuurd worden, zodat ieder thuis het gedeelte kan voorbereiden dat op tafel komt.
Acta Comparanda: een speciaal nummer over Kierkegaard is in voorbereiding, dit ter gelegenheid van de 15de verjaardag van de Werkgroep en de 30ste verjaardag van de FVG. Teksten van de artikels worden ingewacht.
We gaan verder met de lezing van Stadia op de Levensweg, vanaf blz. 272 tot 293. K. wroet zich hierin een dubbele weg naar zichzelf: rapport van wat pas die dag gebeurd is, reflectie over hoe hij er na een vol jaar aan toe is. Dit alles rond de vraag: schuldig of niet schuldig aan het afbeken van zijn verloving. Toch blijft K. ook hier literator: men mag er niet al te snel de accurate beschrijving willen in vinden van wat hem K. echt overkomen is in zijn relatie met Regine. De filosoof overweegt,het komische en het tragische zijn tegelijk aanwezig.
De lezing is niet altijd gemakkelijk. Hier en daar stoot men op een klompje gouderts tussen veel overige grond van woorden en zinnen. Wellicht heeft dit te maken met de toch wel sterke betrokkenheid van K. met zijn schrijven van het moment. Schrijft K. het allemaal ‘van zich af’? Of is het, zoals zo dikwijls bij hem, een gelegenheid om uitgaande van een actuele gebeurtenis de filosoof aan het werk te zetten? Hoe groot is de afstand tussen K. de filosoof en K. de levende man in Kopenhagen? En bovendien is er dit: K. kan zich de religieuze voorstelling niet geheel en al toe-eigenen omdat hij te veel filosoof is (en de reflectie doodt het levende leven). In de religie zit hij met zijn filosofie als kritische waarnemer. In de filosofie zit hij met de religiositeit als niet aflatende roepstem in hemzelf.
Het over en weer springen tussen commentaar die een jaar verschilt is ook wat moeilijk. Fientje stelt voor dat men de teksten eerst even chronologisch doorneemt, in twee segmenten dus. Zo wordt het veel leesbaarder en gemakkelijker te begrijpen.
Als men het gouderts uit de grond van de tekst er uit haalt, herkent men de ware Kierkegaard, steeds aan zichzelf gelijk blijvend in trouw aan zijn wezenlijke religiositeit die de filosoof in hem voedt. En niet omgekeerd! De filosoof wil weten, de religieuze mens weet al. De filosoof wil het ook nog eens anders bezien, misschien is er zo nog meer te weten te komen? ( hypotheses moeten gebruikt worden!). De religieuze mens blijft niettemin wie hij is.
S.Landuyt
Volgende bijeenkomst: vrijdag 26 februari te 16u.
Next meeting: Februar 26th at 4h p.m.
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Vandenbergh, Aad Van der Perk, , Fientje Van Otten, André Vermaut, Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Bavo Van Eesbeeck Chris Vonck.
We noteren de Sixth International Kierkegaard Conference in Minesota USA van 27 juni tot 1 juli.
Nieuwe publicaties:
- Kierkegaard and Levinas, The subjective Mood, Patrick Sheil, 2010, uitgave Ashgate.
- Kierkegaard and the Bible, Tome I: The Old Testament. Tome II: The new Testament. Edited bij Lee C. Barrethe and John Stewart, Ashgate 2010.
Het was de laatste bijeenkomst van ons ‘academisch jaar’, tevens de bespreking van de laatste bladzijden van Stadia op de Levensweg.
We nemen ons voor in september (24/09) te beginnen met de lezing van het werk Het Begrip Angst. We zullen trachten goede kopieën te hebben voor onze leden… om het lezen en werken op de tekst te vergemakkelijken.
Maar vooreerst zullen we in september nog de algemene samenvatting doornemen die RitVandenbergh geschreven heeft over wat we afgelopen jaar gelezen hebben uit de Stadia op de Levensweg en die inmiddels verschenen is in de Acta Comparanda van dit jaar.
De bijeenkomst van juni wordt dan verder gewijd aan de laatste bladzijden van de Stadia op de Levensweg, namelijk de Bijlage: Het leed dat men zichzelf berokkent – zelfkwellerij.
K. gaat, met de zelfkwelling als Leitmotiv ( pag. 508) nogmaals de categorieën af van het esthetische en het religieuze. Dat het esthetische consequent alle zelfkwellerij komisch behandelt, is voor K. gemakkelijk in te zien als men weet dat het esthetische consequent alle gerichtheid ‘buiten’ zich houdt en elke inkering naar binnen als een desertie (aan het esthetische) beschouwt en ze daarom maar belachelijk maakt. Maar het religieuze is gelegen in het innerlijke, wanneer het zich tot zichzelf verhoudt. En juist omwille van de ernst van het innerlijke is de zelfkwellerij, die esthetisch gezien komisch is, religieus gezien verwerpelijk en zonde (wegens de ernst van het religieuze en de innerlijkheid die er de expressie aan geeft). Maar ook daar, in het religieuze is een oneigenlijke halfslachtigheid mogelijk. Herken ze aan de gebruikte termen, zegt K. De eigenlijke zelfkwelling, religieus gezien dan, is wanneer de actor halfweg blijft steken: er is altijd gevaar als mogelijkheid en werkelijkheid – en de religieuze mens weet dat maar al te goed - en toch zegt dan de religieuze mens tegelijk altijd blijmoedig te zijn. Men moet echter door woorden en de termen heen stoten, tot in de realiteit zelf die alleen in de inkering bewust kan worden beleefd. Zodat men toch – en bewust van de werkelijkheid, huist daarom - blijmoedig kan zijn in een bootje op een waterdiepte van 70.000 vadem en ver van alle mensenhulp. Wat iets anders is dan lustig pootje baden aan het strand…
Kort nog, ( & 6 Niets te berouwen is de hoogste wijsheid – De vergeving der zonden) een citaat dat als samenvatting kan gelden van het ganse denken van K. (pag. 519 e.v.): “Er zijn drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Het metafysische is de abstractie en er is geen mens die metafysisch existeert. Het metafysische, het ontologische is, maar het bestaat niet, want wanneer het bestaat is dat in de vorm van het esthetische, van het ethische, van het religieuze, en wanneer het is, is het de abstractie van het esthetische, het ethische en het religieuze. De ethische sfeer is alleen doorgangssfeer en daarom is de hoogste uitdrukking daarvan het berouw als een negatief handelen. De esthetische sfeer is die van de onmiddellijkheid, de ethische is die van de eis (en deze eis is zo oneindig dat het individu altijd failliet gaat) de religieuze is die van de vervulling (maar niet zoals de offerblok die vol goud zit, want het berouw uit het ethische heeft juist oneindig ruimte gemaakt en vandaar de religieuze contradictie: zich boven een waterdiepte van 70.000 vadem bevinden en tegelijk blijmoedig zijn”…
S. Landuyt
Verslag Bijeenkomst van 28 mei 2010.
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, André Vermaut,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, . Chris Vonck.
De opdracht was het eerste deel te lezen van de uiteenzetting van Frater Taciturnus (van p. 435 tot p. 487) waarin deze, wat wij in de vorige bladzijden onder de vorm van een dagboek hebben gelezen, omschrijft als een “experiment”. Sam had de hele tekst grondig doorgenomen en aan de hand van zijn notities ontdekten wij samen wat Taciturnus ons over dit experiment te vertellen heeft en wat wij ervan kunnen leren.
Taciturnus heeft twee heterogene individualiteiten in relatie tot elkaar geplaatst, een mannelijke en een vrouwelijke. Hem heeft hij een sterke geestelijke aanleg meegegeven in de richting van het religieuze, haar heeft hij binnen esthetische categorieën gehouden. Mogelijkheid tot misverstand te over, zegt hij, zodra ik een punt van overeenkomst bepaal. Dit punt is dat ze zich verenigen in wederzijdse liefde. Het misverstand ligt dus niet in een derde grootheid, of een vreemde macht die hen scheidde: er is in feite niets dat verhindert dat zij elkaar krijgen, maar daarmee begint juist het misverstand. Ook de vorm waarin het experiment is opgezet drukt dupliciteit uit: ’s morgens herinnert hij zich de realiteit, ’s nachts houdt hij zich met hetzelfde bezig maar dan doordrenkt van zijn eigen idealiteit.
Bijzonder boeiend werd de uiteenzetting omtrent idealiteit – historiciteit; zo hebben wij het althans ervaren. De vraag die Taciturnus zich stelt is of het geloof in het grote bevorderd wordt wanneer men weet dat het historisch is. Om de idealiteit te vatten moet, zo meent hij, het historische worden opgelost in de idealiteit, moet het historische in een heel nieuw licht geplaatst worden. Door het opdreunen van historische verhalen dringt men niet door tot de idealiteit; als bezielend principe wordt de idealiteit niet zonder meer historisch. Het historische is te allen tijde ruw materiaal, dat degene die het zich toe-eigent weet op te lossen in een posse (een kunnen) en te assimileren als een esse (een zijn). Er is daarom, zo besluit Taciturnus, op religieus gebied niets dwazer dan de vraag: “Is het ook werkelijk zo gebeurd?” Geest omschrijft hij als vragen naar twee dingen 1) is datgene wat gezegd wordt mogelijk? 2) kan ik het doen? En het geloof is die idealiteit die het esse in zijn posse oplost. Is het voorwerp van het geloof het absurde, dan is het echter niet het historische dat geloofd wordt, maar het geloof is dan die idealiteit die een esse in een non posse oplost en dat nu geloven wil. (p. 479-48).
Al wat Taciturnus op het oog heeft is “het religieuze met de levendige belangstelling van een waarnemer trachten te verstaan” want van zichzelf zegt hij “niet religieus te zijn”. Hoe zijn verdere uiteenzetting verloopt zullen de volgende bladzijden waarschijnlijk duidelijk maken. We lezen dus – zoals afgesproken – de rest van het boek tot p. 538. Veel leesmoed en tot vrijdag 25 juni 2010 te 16 uur.
Tot vrijdag,
Fientje Van Otten.
Bijeenkomst van 23 april 2010
Aanwezig, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh. Fientje Van Otten, André Vermaut,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczak, Noël Melis, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, Chris Vonck.
Een prachtige lentedag en weinig volk zodat we startten in de tuin … tot Ernie de deur kwam openen. We hebben ernstig getracht onze reacties te verwoorden op wat het dagboek ons vertelt over de liefdesperikelen tussen “ik”en “zij” in de periode van 22 mei in de ochtend tot 7 juli middernacht. De ochtenden beperken zich eerder tot een aantal feiten en veel van wat de ik vertelt kunnen we wel enigszins begrijpen maar zijn slotverhaal doet ons eerder afhaken: haar de indruk geven dat je alles zult doen wat ze wenst en stiekem hopen dat het feit dat zij dan de overwinnaar is haar ertoe zal aanzetten je de vrijheid te geven? Maar wat hij gehoopt had gebeurt niet en een paar uur later gaat hij dan terug om haar “koel en beslist” mee te delen dat alles voorbij is, onherroepelijk met als enige conclusie “als ze de hele affaire met mij beu is zal ze opnieuw verliefd worden en zal ik geen rol meer spelen in haar leven” ????
Tot daar de verhaalde feiten. De middernachtschrijfsels laten echter een andere kant zien: de ik beseft dat hij laag tegen iemand gehandeld heeft; hij is verstrikt geraakt in de schijn die hij wilde wekken. Verder in zichzelf teruggedrongen, alleen maar omringd door misverstand, zit hij in de nachtelijke uren eenzaam in zijn kamer, op de uitkijk naar niets en komt hij tenslotte zichzelf tegen. “Om zichzelf te begrijpen is het zaak in de juiste situatie te komen. Daartoe heeft zij mij met die verantwoordelijkheid geholpen en zal zij mij ook verder helpen”. In de verantwoordelijkheid komt de ik zover dat hij zichzelf begrijpt.
Maar de meeste van de nachtelijke overpeinzingen bevatten veel meer dan alleen maar een uitweiden over de onmogelijke liefdesgeschiedenis van ik en zij. Op pag. 399-400 wordt uitgeweid over de verbondenheid van ernst en scherts: religieus bekeken heeft zijn situatie absolute betekenis en is het diepste ernst, anders blijft het een gruwelijk spel. Ook de godsverhouding van de ik wordt beschreven, God is geen soort boekhouder hoog in de hemel die de wensen van de mensen vervult terwijl – wat geestelijke en wereldlijke adviseurs dikwijls aanraden – de mens moet trachten elke verschrikking verre van zich te houden. Voor wie in religieuze zin wil leven is het precies “de verschrikking die hem de zekerheid van de oneindigheid binnenvoert”. God langs speculatieve weg reduceren tot een subject is voor een mensenziel even beangstigend als God tot een despoot maken. (p.409-416)
De vraag die blijft doorzinderen is: ben ik schuldig? en is er verontschuldiging of vergeving mogelijk? Hier ziet de ik zich geplaatst voor een nieuw dilemma: “schuld heb ik in de tijd … Wat met schuld in eeuwigheid?” (nacht van 18 juni). Het dagboek eindigt op 7 juli middernacht en dan begint de geestelijke winterslaap tot de volgende periode van onrust met als uiteindelijke vaststelling: “het dagboek gaat over niets …maar is het zwaarste leven soms niet het leven dat over niets gaat”.
Hoe Frater Taciturnus daarover denkt zullen we vernemen in de volgende 100 blz.: als we dit stuk in twee delen opsplitsen voor de twee komende lezingen dan zouden we voor volgende samenkomst tot p.487 - § 4 moeten lezen. De volgende bijeenkomst is, zoals gebruikelijk, gepland voor de laatste vrijdag van de maand, dus vrijdag 28 mei te 16 uur.
Veel leesplezier en tot dan,
Fientje Van Otten.
Verslag van de Bijeenkomst van 26 maart 2010
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh. Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Noël Melis, Aad Van der Perk.
Archief: Bavo Van Eesbeeck heeft aanvaard het Kierkegaardarchief van de Werkgroep voortaan te beheren. We danken meteen Levi Matuszczak voor de jarenlange trouwe en zorgzame wijze waarop hij het archief beheerd heeft en gekoesterd!
Lezing: We vervolgen onze lezing van Stadia op de Levensweg, Tweede deel van deze uitgave. De bldzijden 370 tot 381 (“19 – 21 mei middernacht”) zijn een soort beschrijving van het geheel: “mijn relatie tot de omgeving die ik mijn wereld moet noemen”. En ‘mundus vult decipi’: de wereld (die wreld…) wil bedrogen worden… “ Wie maar wat onzin uitkraamt en broederlijk het glas heft met de mensheid en masse, wordt bemind en geacht door de hele gemeente”. Kierkegaard overschouwt zijn maatschappelijke positie en tevens zijn positie tegenover Regine. Tegenover de buitenwereld leeft hij voortaan in het misverstand (dat de wereld trouwens zo graag heeft) , tegenover God kan hij kan hij nu ‘begrijpelijk’ worden in religieuze zin. Het is een “eenzame verstandhouding” die “ook zin smart heeft”. Hij voelt zich verder dan ooit “in zichzelf teruggedrongen”, hij die gehoopt had zijn leven in te richten naar ethische maatstaven en dan deze innerlijkheid door bedrog te maskeren. omdat zijn leven voortaan, een religieuze structuur gekregen heeft en hij is zozeer terugverlegd naar het innerlijke, “dat ik slechts met moeite de werkelijkheid kan bereiken”zegt hij. En K.’s relatie tot God is “als had Hij mij gekozen en niet ik Hem”. Niet eens de schijn is hem gelaten van de negatieve uitdrukking dat hij iets is,, namelijk “dat ik het ben die tot Hem kom. Noodwendigheid alom, zelfs tegenover God. Tralies alom van misverstand op misverstand met de omgeving. (Pag. 384 e.v.)
We weiden nog uit in onze discussie over allerlei nevenonderwerpen en aan de uitklaring van bepaalde filosofische begrippen bij K. Zo wijst men er op (R.V.D.B.) dat voor K. het Idee staat voor “hert eeuwige” of het eeuwige uitdrukking geeft. En dat ‘de herhaling’ (‘la reprise’) van het idee niet ‘de herneming’ is van de idee, maar de herhaling is van de idee in de tijdelijkheid mét de oplossing er bij! Herhaling geschiedt omdat de idee zich niet heeft kunnen realiseren en in de herhaling hoopt dit wel te doen. In de herneming wordt de idee hernomen op een hoger niveau, want inclusief de al aanwezige oplossing erbij gegeven.
Volgende bijeenkomst: vrijdag 23 april te 16u (om praktische redenen: verlengd weekend van 30/4 voor velen.)
Sam Landuyt
Verslag van de Bijeenkomst van 26 februari 2010
Aanwezig: Noël Melis, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten,André Vermaut, Chris Vonck.
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Lévi Matuszczak, Aad Van der Perk, Sam Landuyt, Hedwig Van Damme
Nieuw werk over Kierkegaard; Jacob Howland, Kierkegaard and Socrates, a study in philosophy and faith. University Press, Cambridge.
Voorstel van Chris Vonck om Bavo Van Eesbeek tot archivaris aan te stellen van de werkgroep, wordt door de aanwezigen goedgekeurd
De terbeschikking stelling van de te lezen teksten blijft een moeilijkheid. Het simpelste lijkt nog dat ieder zelf naar een tekst op zoek gaat; fotokopies blijken duurder dan een tweedehandsexemplaar.
Gezien de moeilijke beschikbaarheid van de tekst kwam er een zeer bescheiden suggestie om de meer belangrijke werken van Kierkegaard onder handen te nemen.
Bij een schrijver als Kierkegaard is het moeilijk te zeggen welke teksten er meer of minder belangrijk zijn (hangt ervan welk facet ge wilt belicht zien), maar 'Het begrip angst', 'De ziekte tot de dood', 'Vrees en beven'... behoren zeker tot de sleutelteksten; een aantal van de groep hebben deze teksten reeds gelezen – wat niet betekent dat een'herhaling' geen deugd zou doen! Het veel geciteerde ' onwetenschappellijk naschrift' is echter door niemand van ons gekend. De vertaling is onderweg. Zullen we daarop wachten?
Voor het inhoudelijk gedeelte zijn we Sam Landuyt zeer dankbaar voor het discussiemateriaal dat de laatste paragraaf van zijn vorig verslag opleverde. We zijn daar zeer uitgebreid op ingegaan en, klinkend op de 90 jaren van André Vermaut ,vergleed de tijd algauw naar het tijdloze, het eindige naar het oneindige... Kierkegaard zou zich ongetwijfeld verheugd hebben ook al is het verder lezen van zijn tekst erbij ingeschoten! De leesopdracht voor de volgende sessie op 26 maart te 16u. zal dan ook dezelfde zijn als vorige keer!
Tot dan allemaal,
Rit Van den BerghWerkgroep Kierkegaard
Verslag van de Bijeenkomst van 29 januari 2010
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk. Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme
Nieuw Werk over Kierkegaard: Pieter Vos, Søren Kierkegaard lezen, uitgeverij Kok, Kampen
Kopie van K. boeken voor de werkgroep (werkteksten). Er wordt gezocht naar een gemakkelijke en goedkope manier om teksten van het boek dat ter studie ligt, te laten kopiëren voor de leden van de werkgroep . Noël Melis en Sam Landuyt gaan op zoek naar oplossingen.
Er wordt besloten om dit jaar het ganse boek Stadia op de Levensweg te refereren in de komende bijeenkomsten. De nodige teksten zullen opgestuurd worden, zodat ieder thuis het gedeelte kan voorbereiden dat op tafel komt.
Acta Comparanda: een speciaal nummer over Kierkegaard is in voorbereiding, dit ter gelegenheid van de 15de verjaardag van de Werkgroep en de 30ste verjaardag van de FVG. Teksten van de artikels worden ingewacht.
We gaan verder met de lezing van Stadia op de Levensweg, vanaf blz. 272 tot 293. K. wroet zich hierin een dubbele weg naar zichzelf: rapport van wat pas die dag gebeurd is, reflectie over hoe hij er na een vol jaar aan toe is. Dit alles rond de vraag: schuldig of niet schuldig aan het afbeken van zijn verloving. Toch blijft K. ook hier literator: men mag er niet al te snel de accurate beschrijving willen in vinden van wat hem K. echt overkomen is in zijn relatie met Regine. De filosoof overweegt,het komische en het tragische zijn tegelijk aanwezig.
De lezing is niet altijd gemakkelijk. Hier en daar stoot men op een klompje gouderts tussen veel overige grond van woorden en zinnen. Wellicht heeft dit te maken met de toch wel sterke betrokkenheid van K. met zijn schrijven van het moment. Schrijft K. het allemaal ‘van zich af’? Of is het, zoals zo dikwijls bij hem, een gelegenheid om uitgaande van een actuele gebeurtenis de filosoof aan het werk te zetten? Hoe groot is de afstand tussen K. de filosoof en K. de levende man in Kopenhagen? En bovendien is er dit: K. kan zich de religieuze voorstelling niet geheel en al toe-eigenen omdat hij te veel filosoof is (en de reflectie doodt het levende leven). In de religie zit hij met zijn filosofie als kritische waarnemer. In de filosofie zit hij met de religiositeit als niet aflatende roepstem in hemzelf.
Het over en weer springen tussen commentaar die een jaar verschilt is ook wat moeilijk. Fientje stelt voor dat men de teksten eerst even chronologisch doorneemt, in twee segmenten dus. Zo wordt het veel leesbaarder en gemakkelijker te begrijpen.
Als men het gouderts uit de grond van de tekst er uit haalt, herkent men de ware Kierkegaard, steeds aan zichzelf gelijk blijvend in trouw aan zijn wezenlijke religiositeit die de filosoof in hem voedt. En niet omgekeerd! De filosoof wil weten, de religieuze mens weet al. De filosoof wil het ook nog eens anders bezien, misschien is er zo nog meer te weten te komen? ( hypotheses moeten gebruikt worden!). De religieuze mens blijft niettemin wie hij is.
S.Landuyt
Volgende bijeenkomst: vrijdag 26 februari te 16u.
Next meeting: Februar 26th at 4h p.m.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten