woensdag, juni 01, 2005

Bijeenkomst werkgroep 29 april 2005

VERSLAG van de BIJEENKOMST

Aanwezigen: H. Van Damme, A. van der Perk, F. Van Otten, A. Vermaut,

Verontschuldigd: D.Kjaer Christiansen, J. Gysen, S. Landuyt, E. Lodewyckx, L. Matuszczak, R. Van den Bergh. Chr.Vonck

Dat jullie het verslag zo laat krijgen is misschien niet zo erg, wij lazen gewoon verder in het lange hoofdstuk IIIA en trachtten min of meer samen te vatten wat erin stond. Zo heel veel was er niet te melden, want de meerderheid was door ziekte of andere zorgen weerhouden. Maar dat jullie de nieuwe, te lezen tekst zo laat krijgen is wellicht erger, maar toch ook weer niet, want hij is gelukkig niet zo heel groot. Het hoofdstuk dat voor volgende vrijdag op het programma staat is "III B - DE LIEFDE IS EEN GEWETENSZAAK" van blz. 135 tot blz. 150, dus echt niet zo heel lang om door te nemen vỏỏr vrijdag. In elk geval mijn excuses voor dit late verslag.

Terugkijkend op wat wij vorige keer lazen, dan zien we dat bepaalde uitspraken van Kierkegaard de moeite zijn om nog even te overwegen: hij verwijst naar Paulus waar die schrijft: "De liefde is de som van het gebod" (1 Tim. 1,5). Dat moeten we begrijpen op dezelfde wijze als dat de liefde de vervulling is van de wet. Probeer eens om langs de weg van de geboden de som te vinden, zegt K. Hoe lang je blijft tellen, je zult ontdekken dat je werk tevergeefs is. Het begrip 'wet' is onuitputtelijk: iedere bepaling brengt een nieuwe voort, nauwkeuriger dan de eerste en zo gaat het tot in het oneindige door. De wet bepaalt en bepaalt maar nadert nooit de som die de liefde is. De mens zucht onder de wet. Waar de mens de wet ziet, ziet hij slechts de eisen, nooit de grens ervan. (p.107 - 110)

De opvatting van de wereldse liefde is dat liefde een verhouding is tussen mens en mens. Liefde bij K is een verhouding tussen mens - God - mens, God is hier de tussenbepaling. Geen mens mag een ander in liefde bezitten zonder dat die ander en hijzelf in diezelfde liefde aan God toebehoren. En het gaat nog sterker klinken: ieder moet, voordat hij in liefde een relatie aangaat met de beminde eerst met zijn eigen verhouding tot God en tot de eis van God in het reine komen. (p.110-116)

De Godsrelatie is het kenmerk van de ware liefde. Als de liefdesverhouding mij niet tot God brengt en als ik in een liefdesverhouding de ander niet tot God breng, is deze liefde, hoe groot haar genegenheid ook is en hoe intens het aardse geluk en genot van de geliefden, geen ware liefde. Een liefdesverhouding is drievoudig: de beminnende, de beminde en de liefde, maar de liefde is God. Daarom is het beminnen van een ander mens niets anders dan hem helpen God lief te hebben en zelf bemind worden is: geholpen worden om God lief te hebben.

Het is nu aan u in de nieuwe tekst te duiken die liefde beschouwt als 'gewetenszaak'. Wat daarbij aan bod zal komen bespreken we dan volgende vrijdag, 27 mei om 20 u.

Tot dan,

Fientje Van Otten.

Summary:

We tried to finish chapter IIIA and recapitulated its content. We focused especially on a quotation of Paul: 'Love is the sum of commandment'. Law has something indefinite, by adding commandments you never come to the sum of them, a law generates another one and this goes on indefinitely. We also reflected on the relationship with God, which is the characteristic of true love. A love affair is a tripartite: the lover, the beloved and love, but love is God. We continue our reading next Friday with chapter III B. See you then.

Geen opmerkingen: