zondag, januari 07, 2007

Bijeenkomst Werkgroep Kierkegaard September 2006

Verslag Bijeenkomst van 29 September 2006

Aanwezig: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczack Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck.

Daden van Liefde Deeel II, VI: Liefde blijft.

In dit hoofdstuk bespreekt K. de onvergankelijkheid van de (ware) Liefde, vooral aan de hand van een voorbeeld van een in de ogen van ‘de wereld’ beproefde en zelfs schijnbaar falende liefdesrelatie man – vrouw. Liefde heeft altijd een nooit opdrogende bron en draagt het gehele bestaan. Want “we spreken over Gods Liefde en haar eigenschap altijd te blijven”. K. spreekt hier wel over “de handelingen ( = daden) van de liefde”, want over menselijke liefde, over de “liefdevolle” mens. De liefde blijft en er is nooit een breuk, nooit ontrouw in de echte liefde, omdat ieder van de twee liefdevolle mensen tevens een verhouding heeft met een derde, de liefde zelf, in zichzelf aanwezig, door ‘er in te blijven’. Als maar één van de twee in de liefde blijft is er geen ophouden van de liefde. Liefde, ware daden van menselijke liefde, behoren tot het eeuwige, d.i. onvergankelijke.

Kierkegaard werkt dit dan uit, aan de hand van alle beproevingen en perikelen die maar denkbaar zijn bij menselijke liefde. Het is merkwaardig om waar te nemen hoe elk van ons in de werkgroep, ondanks de intensieve lezing van het boek Daden van Liefde, ondanks onze vele uitleg en verklaringen aan elkaar, toch grondig blijven verschillen in appreciatie van wat K. eigenlijk zegt en bedoelt en van wat er achter de woorden van K. schuil gaat m.b.t. zijn privéleven (zijn verloving met Regina). Enkelen zien er – en vooral dan weer in dit hoofdstuk – een sublimatie in van zijn eigen liefdesverdriet, een soort van oratio pro domo zelfs tegenover Regina Olsen. Anderen zien vooral het karakter van K. op de achtergrond aanwezig, in de historische context van de Deense burgerij van toen, zijn frustrerend gebrek aan ‘praxis’ van de liefde en van het huwelijk, zijn zeer moeilijke tot onmogelijke relatie tot zijn vader en vandaar zijn “idealistische”, niet existentialistische visie op de liefde. Kierkegaard, door zijn steeds weerkerend onderscheiden van ‘de tijdelijke wereld’ en de ‘eeuwigheidaspecten’ van de liefde, wordt zowaar daardoor meer idealist en Hegeliaan dan existentiefilosoof. Meer dan K. ooit voor lief zou genomen hebben. Anderen vinden de redeneringen van K. heel begrijpelijk, hechten aan de levensomstandigheden van K. geen groter belang dan dat ze aanleiding geweest zijn tot het ware filosofisch élan van K. en geven aan de liefde het krediet van de vertegenwoordiger te zijn van de “werkelijke werkelijkheid”, die verschijnt in de tegenstelling tot de “wereld van de illusie”, in de boeddhistische betekenis van het woord. Of zoals Plato het wellicht ook vermoedde in zijn grot. Zo wordt voor hem - hen? - de liefde de brug naar de eeuwigheidervaring, naar de Godsopenbaring en beleving tegelijk. Nog anderen zien de liefde als overal aanwezige en krachtig schijnend vermogen, kracht, licht dat overal de kosmos en het leven doorstraalt.

Terwijl dus voor de enen de liefde zoals K. ze beschrijft een “idealistische” abstractie is, die aldus niet ‘echt’ bestaat, is ze voor de anderen de werkelijkheid tegenover alle fenomenen van de schijnbaarheid van al de rest op aarde en in de kosmos. Maar tot slot van de bijeenkomst komen we samen eensgezind terug aan bij ons leven, onze kinderen, onze eigen liefdesperikelen en ervaringen met de dagdagelijkse wereld. Waarin we het allemaal wel ook al eens een beetje moeilijk hebben…
Sam Landuyt.

Volgende bijeenkomst: 27 oktober te 16 uur.

Geen opmerkingen: