maandag, november 05, 2007

DADEN VAN LIEFDE HOE IEDER VAN DE LEDEN VAN DE WERKGROEP DIT BELEEFD HEEFT

Nabeschouwingen, onderweg van Genk naar Antwerpen en omgekeerd, over ‘DADEN van LIEFDE’ van Søren Kierkegaard

Levi Matuszczack - Jan Gysen - Genk

Kierkegaard - Werkgroep - FVG te Antwerpen. (27.04.07)
In daden van liefde inspireert Søren Kierkegaard zich vooral aan Paulus en zijn Hooglied van de liefde.
1 Korinthiërs 131 Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
2 En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.
3 En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
4 De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen;
5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad;
6 Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid;
7 Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden.
9 Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;
10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden.
11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.
13 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.

Volgens Kierkegaard is liefde concreet en gecon-centreerd op de persoon. Daardoor is hij nu nog actueel en laat hij ons inzien dat wij niet moeten vluchten in abstracte vage gevoelens die zelfs kunnen leiden tot extreem nationalisme, overdreven vader-landsliefde en ziekelijk racisme.
In zijn ‘Daden van liefde’ zoekt hij naar plaats waar de mens God kan ontmoeten. Naar die plaats wordt men gedreven door een intens verlangen naar volheid van zijn, bewustzijn en vreugde. Van dat verlangen vinden we een glimp terug in de Bhagavid-Gita 11,31. in Ps. 63. 1-4 en later bij Indische schrijvers als Kabir en later Tagore.

Bhagavid-Gita 11.31

O Grote Heer,
Onbegrjpelijk en onvatbaar,
laat me weten, wie Je bent.
Kom tot mij,
Die U voor alles zoekt
En Je bedoeling weten wil.
Ps. 63. 1-4

God, mijn God, naar U blijf ik zoeken,
Mijn ziel dorst van verlangen naar U;
al wat ik ben, smacht naar U
in een troosteloos, dor land zonder water.

Een gedicht van Kabir

Zoek je naar mij ?
Ik zit in de volgende zetel.Met Mijn schouder tegen de jouwe.Je zult mij niet vinden in de stupa’s,
niet in de Indische heiligdommen,noch in synagogen, noch in kathedralen :niet in de massa’s, noch tussen de benengedraaid rond jouw nek,
noch in het groentedieet.Ben je echt op zoek naar mij,
dan kun je mij ogenblikkelijk zien-je kunt mij vinden
in het nietigste huisje van de tijd.
Kabir zegt :

Zoeker, zeg eens, wat is God ?Hij is de adem in de adem.

Een gedicht van Tagore

Houd op met dit zeurend zingen.
Uw geprevel wordt eentonig.
Wie vereert u in die sombere tempelhoek?
Hij die u aanbidt ontwaar ik hier niet.

Maar ga naar het veld, waar de boer ploegt.
Ga waar de wegenbouwers stenen verbrijzelen.
U vindt Hem daar waar het leven hard is,
daar waar men moet werken en zwoegen.

Doe mee. Leg uw gewijde gewaden af,
Aanvaard uw taak en doe wat moet.
U wilt vrijheid? Welke vrijheid? Waar?
Zie hoe onze Meester met zijn werk verbonden is!
Heel zijn grootse schepping is niets anders dan
een spel van voortdurende bevrijding.

Houd op met denken en dralen.
Laat al die bloemenoffers.
Trek uw werkkleding aan
En aanvaard uw eigen taak.

Dan pas wordt u een met Hem,
zoals een druppel water
volledig wordt opgenomen
in die oneindige schepping.

Eenmaal God gevonden is de weg naar de naaste getekend.
"Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’" (Matteüs 22:36-40).
De man van Nazareth kwam alles een beetje eenvoudiger maken. De eerste vier geboden liggen vervat in: Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand." Daarna worden de laatste zes geboden in de rest van de uitspraak samengevat: "heb uw naaste lief als uzelf."
De liefde, als daad, schept ruimte. Waardoor we een zekere vrijheid ervaren. een existentieel-ethische analyse in een religieus proces kan ons de concrete werkelijkheid van een christelijke liefde verhelderen. En Kierkegaard wil dat voor ons doen. Hoofdthema van Daden van liefde is de christelijke naastenliefde die bouwt op het gebod: ‘Gij zult uw naaste beminnen als uzelf’. En dit is toch erg moeilijk in een verburgerlijkte maatschappij. Hij laat ons ook aanvoelen dat de goddelijke liefde de menselijke voorafgaat.

Als hij spreekt over zijn naaste liefhebben als zichzelf dan wijst hij er op dat wij op de juiste wijze ook onszelf moeten liefhebben. Op die wijze wordt de christelijke liefde de volkomen vervulling van de menselijke existentie. ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’:is een opgave die bij ieder mens opnieuw begint.In die zin kunnen we de volgende citaten van hem ook begrijpen.
a Het christendom is geen leer, maar bestaansmededeling. Daarom begint het elke generatie weer opnieuw. Al die geleerdheid van vorige generaties is eigenlijk overbodig. Zij is wel niet te versmaden als zij zichzelf en haar grenzen kent, maar ze wordt gevaarlijk als dat niet het geval is.
a Het christendom heeft elke generatie weer iemand nodig die onvoorwaardelijk en radicaal uitspreekt wat het christelijke is. Als het dan zijn lot wordt door alle dominees te worden uitgelachen en gehoond, dan staat vast dat heel die christenheid louter inbeelding is.
Liefde is concreet. En als je die geboden volbrengt zul je leven. We moeten God boven alles liefhebben, maar die liefde tot God blijft toch gelijkwaardig aan de naastenliefde en de liefde tot zichzelf. Het onderscheid zit niet in de wijze van liefhebben, wel in het subject dat we moeten liefhebben. De liefde van en tot God prevaleert steeds over de naastenliefde en de liefde tot zichzelf, omdat de liefde van God tot de mens het eerst is. “God heeft ons het eerst liefgehad” (1 Joh. 4, 10).

Johannes zegt verder in zijn brief dat de liefde tot God onwillekeurig ook liefde tot de naaste tot gevolg heeft, zoniet is de liefde tot God geveinsd. “Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, hij is een leugenaar. Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien. Dit gebod hebben we dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben” (1 Joh. 20-21).


‘Socrates in Kopenhagen’

Hoera, ik mag weer terug naar Socrates!
Ik weet zeker dat ik niets zeker weet, is zijn les
Ook jij, lieve Søren, wilde ons wakker schudden
Los moesten we, weg van de christelijke kudde

Het gaat niet langer om dé waarheid of hét leven
We hoeven niets meer om standaarden te geven
Het gaat om wat ik doe met mijn leven en wat ik vind
Een enkeling ben ik, die zich op mij voor God bezint

De onzekere en labiele basis van mijn existentiële zijn
De absurditeit, angst, schuld en allerlei pijn
De spiegel die je voorhoudt en ook mij leert
“wanneer een aap erin kijkt, geen apostel reflecteert”

Ik ben verantwoordelijk voor mijn bestaan, helder en concreet
Mét de zekerheid van het weten dat ik (gelukkig!) niets zeker weet
Bestaan doorregen van denken en niets dat er zweeft
Het bestaan kan niet worden gedacht. Het moet worden geleefd! (onbekend)





Verschijnt oktober 2007
Wat de liefde doet.
Søren Kierkegaard
Een aantal christelijke overwegingen in de vorm van toespraken.
Vertaald door Lineke Buijs en Andries Visser
Ieder mens heeft behoefte aan liefde; aan geliefd te zijn en lief te hebben. Wie het spoor van de liefde zoekt, vindt in Søren Kierkegaards Wat de liefde doet een rijkdom aan inspirerende en opbouwende gedachten.
Kierkegaard ziet liefhebben als een vermogen dat ieder mens bezit. Tegelijk is liefhebben een opdracht. In het eerste deel van het boek staat hij stil bij de oorsprong en het wezen van de liefde, maar dan wel met het oog op wat de liefde doet. In deel twee stelt hij allerlei eigenschappen van de liefde in het dagelijks leven aan de orde: liefde heeft verwachtingen, zoekt vertrouwen, heeft altijd weer hoop en zoekt in uitzichtloze situaties een begaanbare weg.
Kierkegaard prijst de weg van de liefde aan als een menselijke weg: "Wie kunst en wetenschap aanprijst, verdeelt de mensen in begaafden en nietbegaafden; wie de liefde aanprijst maakt allen gelijk." De liefde komt in dit boek zo praktisch aan de orde dat lezen en herlezen een aanrader is voor elke liefhebber. Op de vraag wat liefde is, zal een antwoord dat voldoet niet te geven zijn. Op de vraag wat liefde doet, volgt werk voor een heel leven. Vanuit dit onderscheid schreef de filosoof en theoloog Kierkegaard zijn boek. En ziet hij kans het genoemde onderscheid op te heffen: "Wat de liefde doet, dat is ze, en wat ze is, dat doet ze."
Redactie Søren Kierkegaard Werken: Paul Cruysberghs, Udo Doedens, Frits Florin, Johan Taels, Karl Verstrynge, Andries Visser, Pieter Vos, Onno Zijlstra. (Damon)

Soren Aabye Kierkegaard

DADEN VAN LIEFDE

S. Landuyt: algemeen besluit

“Voor het ontwaken van de geest leefde de mens in het tijdelijke; de taal die hij daarbij gebruikte was eenduidig op dit tijdelijke afgestemd. Na het ontwaken van de geest werd de taal niet veranderd, maar dubbelzinnig en zowel gebruikt door de mens die louter in het tijdelijke leeft als door de mens wiens oog gericht staat op het eeuwige”. Deze eenvoudige toelichting van de vertaalster van Kierkegaard’s “Daden van Liefde” bij Hoofdstuk I van Deel II staat daar zo maar en toch vat ze kort en krachtig samen wat de voortdurende tweezinnigheid, twee - duidigheid is van wat Kierkegaard onder liefde, daden van liefde beschrijft, elk hoofdstuk weer. De eerste betekenis is er een van het tijdelijke, het kortzichtige, “dichterlijke”, het momentele. Het representeert iets van wat Kierkegaard elders “het esthetische” stadium zal noemen. Dit is niet wat onder “Het Moment” echter of “De Gebeurtenis” verstaan moet worden; deze horen thuis in de tweede betekeniswereld. Met het gebruik in de tweede betekenis zal K. de eeuwige, werkelijke, de wezenlijke, de in God en in de Godontmoeting aanwezige betekenis beschrijven. Zo staat ook de betekenis van de soms bedenkelijke “liefdadigheid” van de “compassionate society” (de formulering van dit rechtvaardigheidsgevoel is van G.W. Bush) meestal dicht bij de tijdelijke betekenis van het woord, verre van de Daden van Liefde of Liefde in werkelijkheid en in wezen van het Gebod van de Liefde, van de mystieke Liefde, van de “goddelijke deugd” van de Liefde. Men moet inderdaad met dezelfde woorden beschrijven wat de tijdelijke, zeer vergankelijke betekenissen zijn van passionele liefde en van afstandhoudende milddadigheid als degene die men moet gebruiken om de vermogens te beschrijven van de ziel tot beminnen van God en de evenmens. Dit is het soort van liefde die in de ziel neergelegd wordt als een gave van God in Zijn Ontmoeting met de mens, onder de vorm van vermogen tot wezenlijk liefhebben. Liefde dus en Ware Liefde, beperkte liefdadigheid en daden van liefde.

De innerlijke tweespalt die aldus blootgelegd wordt – want zo beschrijft Kierkegaard het voortdurend – wordt wel met veel nadruk gebracht en bijna met minachting voor het tijdelijke in de beleving van de liefde. Alsof ook daarin de Liefdedaad al niet komt kijken! Terwijl dan weer de ware Liefde gebracht wordt in termen van het strenge, onvervreemdbare (exclusieve?) gebod van het Christendom. Jawel, de tijdelijke liefde is zeer eindig en zoals alle eindige biologische gegevens bevat ze de treurnis, zoniet de angst van de aarde. Maar toch is ze niet onwaardig of te minachten. En jawel, de ware Liefde is een gebod, omdat de Liefde niet (meer) vanzelfsprekend is voor de mens in de toestand van verval in het tijdelijke en de aliënatie van zijn zielsvermogens waarin hij door de zondeval geraakt is. Deels vervreemd van God en van het “kindly Light”(Newman) en onmachtig om zich daaruit te verlossen op eigen vermogen of kracht. En hoe meer vervreemd of zelfs verblind het menselijke bewustzijn wordt in zijn geestelijke vermogens - door de actueel bedreven ‘kwade daden’ - hoe meer het verbod “onmenselijk” lijkt, ondoenbaar, onverenigbaar met enig geluk. Inderdaad de tragiek van deze spanningsboog is zichtbaar aangegeven in de mensheid als individu en als gemeenschap der volken. Maar het gebod is een “zoet gebod”, een glijmiddel om de opdracht gemakkelijker te kunnen vervullen en de liefde vooralsnog te bereiken. Gods hand is een liefdevolle en tedere handreiking of vingerwijzing. Er ligt geen toorn of wraak in. En het is reeds gehoord door anderen, ook niet – christenen.

Kierkegaard is kind van zijn tijd. De gehele problematiek van onrecht en onrechtvaardigheid die ons zo welbekend is, blijft hier bij hem onbesproken. Het spanningsveld tussen de “Compassionate Society” die de rijke mens zijn rijkdom zedig laat behouden (anders kon die niet meer geven uit zijn overvloed…) en het ‘gebod van sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid van de mensen’ blijft totaal onbesproken. Karl Marx is nog niet gepasseerd.

Voor mij is dit boek een wegwijzer geweest en een geestgenoot. Als ik mezelf innerlijk aanhoor en het innerlijk discours van mijn geest beluister, vind ik in Kierkegaard een vriend en bondgenoot. Maar ik prijs me gelukkig dat ik niet zo droevig gestemd ben als hij toch soms lijkt te zijn.

Geen opmerkingen: