Werkgroep Kierkegaard – verslag van 24 November 2006
Aanwezig: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczack Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck. Van Gijspen
Verontschuldigd: Aad Van der Perk
Daden van Liefde Deeel II, VIII: De Overwinning van de Vergevingsgezindheid in Liefde, waardoor de Overwonnene gewonnen wordt (pag 313 – 323)
Kierkegaard gebruikt in elk hoofdstuk ongeveer dezelfde opbouw en structuur, telkens toegepast op een specifiek aspect van de Daden van Liefde. En het blijkt telkens, volgens velen van ons, een echte worsteling met zichzelf. Omdat hij uiteindelijk de religieuze “sprong” in de existentie niet gewaagd heeft? Omdat zijn uiteindelijk burgerlijke en dus beschermde omgeving hem dit belette, omdat hij te neurotisch was en daardoor teveel bleef hangen in zijn innerlijke problematiek (met de vader, met de autoriteit, met de realisatie van de erotisch – seksuele liefde, met zijn angst en melancholische twijfelzucht?) Of is het ondanks al die belemmeringen dat K. er in toch slaagt een meesterlijke introductie te geven, met multipele toepassingen en invalshoeken van de Daadwerkelijke Liefde? De twee zijn geldig.
Hier, in dit hoofdstuk moet K. het gevoel en de geestelijke hoogmoed vermijden van de tegenstander die kwaad deed “overwonnen te hebben”. Want wie strijdt en de tegenstander volledig overwint heeft wel een eerste totale overwinning behaald, maar triomferen daarin vernedert de mens in de tegenstander en belet de tegenstander toenadering en verzoening te aanvaarden met de overwinnaar. Het belet dus de liefdedaad. Daarom zijn er in geestelijke zin altijd twee overwinningen. Een eerste, tijdelijke, die de overwinning is van het slechte door het goede, van de liefdevolle tegen de liefdeloze en een tweede, “waarbij de eerste namelijk bewaard wordt” en veilig gesteld. Dit is de strijd in de aanwezigheid van de eeuwige Derde, God. Het is de strijd om de verzoening, het gevecht om de overwonnene (terug) te winnen in de liefdedaad ervan.. Daardoor hoeft hij niet trots te zijn op zijn eerste, “wereldse” overwinning omdat hij onmiddellijk in een tweede strijd terecht gekomen is met zijn innerlijkheid en met God – de steeds aanwezige Derde. Daarin staat de mens de zege af aan God. Volgen dan prachtige bladzijden over de dialectiek van de verzoening, de deemoed, de vernedering en het voorkomen ervan, in de echt christelijke betekenis van het woord.
We geraken geanimeerd zoals altijd in een gesprek verwikkeld met elkaar over de juiste waarde die we aan de woorden van K. moeten hechten. Zie hierboven de inleiding. We merken dat K. weinig oog heeft voor de collectiviteit (gerechtigheid, sociale rechtvaardigheid bvb). Marx is nog niet gepasseerd aan het westerse denken van K. We zien zijn al te nadrukkelijke en moeilijke worsteling met woorden en voorbeelden, die zijn eigen innerlijke strijd verraden én misschien is er zijn ultieme capitulatie vóór de eindmeet? We ontleden nog wat geweldpleging meebrengt, wat er aan rancune misschien schuilt in K.’s romantische bevliegingen over de “vrouwelijke schroom”.
Volgende bijeenkomst: vrijdag 22 december te 16 uur.
zondag, januari 07, 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten