Afwezig en verontschuldigd
/ Absent and Excused: J.L.
Bogaerts, Lydia Bonte, Jan Gysen, Levi
Matuszczak, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeek Viviane Van Kampen.
We denken allereerst aan Viviane, ons medelid en thans ziek en
opgenomen in het ziekenhuis. We sturen haar een hartelijk kaartje!
We regelen dan praktisch onze trip van de 14de mei naar de herdenking in
Brussel van de 200ste verjaardag van Søren Kierkegaard’s geboortedag
door de Deense Ambassade in de Deense Kerk.
We vatten de verdere
bespreking aan van The Point of View for my Work as an Author: hoofdstuk
III: The share divine Governance had in my authorschip (pag. 64 en volgende van
de Engelstalige editie).
- Er volgen in onze bespreking twee beschrijvingen van de Weg die Kierkegaard als auteur neemt en beschrijft in dit postuum werk en hoe we die elk lezen. De eerste is de beschrijving van DE WEG, de wijze waarop hij de auteur werd die hij is, met als één centraal thema van zijn werk: HOE word ik een Christen? De tweede beschrijft de (filosofische) inhoud (content) van WAT ER, STAP VOOR STAP, te vinden is op die weg. Door de universele betekenis van zijn werk, overstijgt K. inderdaad zijn zeer persoonlijke religieuze queeste naar ‘Christianity’ en krijgt die daardoor een universele betekenis. Of liever, wordt K. als filosoof en mens voor iedere mens belangrijk, wat ook zijn religieuze belijdenis is of niet is. Was dat soms het ultieme doel van zijn specifieke missie op aarde? Want (divine) Governance betekent ook meteen dat men een zending had en constant geholpen wordt om die zending te voltrekken. Denk aan Jezus zelf.
- De
methode (de weg, de wijze waarop) die K. gebruikt als auteur en mens om
zijn werk te maken tot wat het is. Hij
is daar duidelijk in: het is van meet af aan een eenheid, geschreven
door een religieus auteur, waarin zowel de zogenaamde esthetische werken
passen, onder pseudoniemen uitgegeven, als de uitgesproken religieuze werken
die onder eigen naam verschenen. Dat het bovendien onder ‘Divine Governance’
geschreven werd legt hij precies in dit derde hoofdstuk uit en illustreert het
met de ontwikkeling van de ‘Governance’ en zijn reacties er op. De Divine Governance,
naar ons beste weten is een begeleiding van op het niveau van de geest:
communicatie en informatie van geest tot geest, eventueel van geest tot Heilige
Geest. Dit niveau is herkenbaar als het
niveau van de mysticus. Het is een niveau van religieus bewustzijn dan niet om
het even wat is en het is dan ook waarschijnlijk niet toevallig dat deze
‘outing’ van K. pas na zijn overlijden gepubliceerd werd.
- De inhoud, filosofisch gezien van
zijn werk: verzoening bewerken tussen idealiteit en realiteit. Men begint als ‘estheet’ en daarop treedt een
gevoel van falen op en van schuld.
Dan gaat men naar de fase van de ethiek
en (universele) normen. Men voegt zich
naar de normen, richting idealiteit.
Men komt terug tot falen en besef van zondigheid.
K. zegt: blijf niet in die illusie!
De overgang is de vergeving: verlaten
van het subjectieve en de hermeneutische ervaring van de Gave, als de ervaring van eeuwigheid.
Van uit de Gave komt men tot de
religieuze opgave, die vertrekt van de
leegte. K. wil en moet de representativiteit vermijden, want dan komt men
terug in de metafysica terecht. Hij wil de leegte open laten. Cf Witgenstein –
het zwijgen. Maar K. kan niet zwijgen.
En herbegint van voor af aan: esthetische werken onder de pseudoniemen, gave en
opgave. Komt zo in de nabijheid van waar Krisna Murti staat en het Boeddhisme.
Op die manier overstijgt K. zichzelf als religieus auteur en wordt universeel
aansprekelijk en ook zo gehoord.
2. Daarna glijden we schijnbaar af van ons onderwerp (Kierkegaard
en de Governance, als onderdeel van het te bespreken hoofdstuk), weg naar zeer
algemene beschrijvingen van de maatschappij en onze kritische, bange
verwachtingen er tegenover. De overstap
wordt begrijpelijker en duidelijk
als men beseft dat een mens twee
brandpunten heeft , elk van waaruit een deelpersoonlijkheid
gevormd wordt. De eerste vormt de INDIVIDUALITEIT rond de intimiteit en individuele
waardigheid en integriteit, de innerlijkheid, de persoonlijke
verantwoordelijkheid, al of niet met daar aanwezige ‘roep’ van de
religiositeit; de tweede vormt zich als
SOCIALE PERSOONLIJKHEID of, hoe we met de anderen omgaan en hoe wij hen en zij
ons bekijken en waarderen. Maar dan wel in een brede zin, soms zelfs alleen als
onderdeel, als medelid van een groep. Deze vorm van persoonlijkheid wordt
gevormd van uit ons oeroud kuddebewustzijn/volgen van de
leider/sociaal-politiek-economisch bewustzijn en noodzaak. Hier hoort de
religiositiet als beliijdenis thuis of als door opvoeding en traditie
(overdracht!) aangenomen formulering van onze religiositeit. Het is over deze sociale deelpersoonlijkheid dat we ons zorgen
maken en waarvan we menen dat ze in nood, diepe nood zelfs verkeert…
Next meeting: May,
31th, 4h p.m.
S. Landuyt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten