dinsdag, september 23, 2014

JAARVERSLAG “Werkgroep Kierkegaard” – 2013 – 2014.


           Dit jaar stond het kleine boekje “Denken en Zijn” op het programma, het tweede hoofdstuk van het “Afsluitend Onwetenschappelijk Naschrift tot De Wijsgerige Kruimels” van Søren Kierkegaard. Dit werk werd tot nu toe nog altijd niet in het Nederlands vertaald maar dit zou in een nabije toekomst nu toch gebeuren.  We lazen het werkje in een vertaling van Gerard Rash, met inleiding en annotaties van Teddy Petersen.

Dat ‘Denken en Zijn’ een moeilijk te lezen boekje is, wordt waarschijnlijk door niemand van ons betwist. Het gaf soms aanleiding tot enige ‘controverse’ omwille van de moeilijke ‘filosofische’ terminologie.

Reflecteren over de verhouding tussen ‘denken en zijn’ komt neer op het stellen van de vraag naar ‘de waarheid’, die klassiek gedefinieerd wordt als de overeenkomst van denken en zijn. Maar hoe is die overeenkomst te denken ?

-         in empirische zin? Dan is alles worden, want het empirische voorwerp is niet af en ook de existerende kennende geest is zelf wordend, de waarheid is dus een approximatie.
-         in idealistische of speculatieve zin? Dan wordt de waarheid ‘abstract’ bepaald als iets voltooid; maar verder dan die abstractie omschrijven kan men niet komen, want zodra het zijn van de waarheid empirisch wordt is de waarheid zelf in staat van ‘wording’.
-         in objectieve zin? Dan wordt de waarheid een objectief en dan gaat het erom af te zien van het subject. Dit maakt het subject tot het toevallige en dus ook de existentie tot iets onverschillig;
-         in subjectieve zin? Dan gaat het erom zich existerend in de subjectiviteit te verdiepen, waarbij de waarheid toe-eigening wordt, innerlijkheid, subjectiviteit. Hier wordt niet vergeten dat het subject existeert, en dat existeren een worden is en dat daarom de identiteit van denken en zijn een hersenschim van de abstractie is.

Om enigszins op te schieten met het lezen werd overeengekomen dat we als werkmethode zouden opteren voor het stellen van vragen over datgene wat in de teksten niet altijd meteen duidelijk was. En zo gebeurde het ook; het leek een goeie methode om een diepgaande, efficiënte discussie op gang te brengen, maar soms ook om een zijpad in te slaan naar de ‘actuele realiteit” en zo samen na te denken over wat niet direct duidelijk is.

De thema’s die aan bod kwamen leken vrij uiteenlopend maar in feite was dit niet zo want alle draaien ze rond de vraag naar de waarheid: wat is waarheid? wat is denken? wat is zijn en wat is werkelijkheid en welke is de verhouding tussen deze abstracte termen in concreto? We stelden ons vragen over de betekenis van het begrip “hartstocht”, waarvan “de hoogste potentie is zijn eigen ondergang te wensen” (p.23),  over “de abstracte reduplicatie van de waarheid” waarbij de “waarheid gezien wordt als iets voltooids; abstract gezien is de overeenstemming tussen denken en zijn altijd af omdat het begin van het worden precies in het concrete ligt waarmee de abstractie abstract geen rekening houdt” (p.43).

We stelden ons ook vragen bij geschiedenis en hoe met feitelijkheid wordt omgegaan, waarbij Foucault ons te hulp kwam. Hij was degene die erop wees dat wat voor geschiedenis doorgaat eigenlijk de visie vertolkt van de machthebbers. In “Les mots et les choses” (1966) en in “L’archéologie du savoir” (1968) ontwikkelt Foucault o.m. het begrip ‘Epistémè’, wat voor hem het geheel van kennis en wetenschap in een bepaalde periode betekent en hoe de onderlinge samenhang ervan ervaren wordt. Wanneer een “epistemische breuk” optreedt, verandert de “orde der dingen” of het conceptuele  kader. Dat dergelijke “breuken” belangrijk zijn bij het bestuderen van geschiedenis ligt voor de hand. Bij Foucault gaat het echter om een epistemologische kwestie: hoe komt kennis tot stand  en hoe verhoudt deze kennis zich tot de werkelijkheid en wat is de werkelijkheid? Maar voor Kierkegaard is de waarheidsvraag geen epistemologische aangelegenheid, (traditioneel gezien is ze dat wel), maar een attitude, een levenshouding, die een terugkeer naar de innerlijkheid impliceert. Men kan dus volgens Kierkegaard, enkel 'in de waarheid staan'. In waarheid kan men enkel 'geloven' en geloven is een individuele performatieve daad en dit heeft te maken met ethische en religieuze motieven.

Het fragment over “bidden in onwaarheid” (p.53) dat onze aandacht trok was eerder een voorbeeld van Kierkegaards eigen vooropgesteldheid: hij wil aantonen dat men ook ”in onwaarheid tot de ware God kan bidden” en omgekeerd dat “wanneer men met de gehele hartstocht van de oneindigheid bidt terwijl zijn blik op een afgodsbeeld rust” men toch “in waarheid tot God kan bidden” en hij zich dan de vraag stelt: “waar is dan de meeste waarheid?” Maar eigenlijk kan hij het begrip 'ware god' hier niet hanteren omdat hij zich op dat ogenblik wél op een epistemologisch standpunt plaatst en is dit voorbeeld volledig absurd terwijl het wil verduidelijken.

We hebben het ook over Jung gehad: eerst dient men wetend te worden , een persoonlijkheid, een ik, om vervolgens onwetend te kunnen worden, en tot evenwicht te brengen wat aanvankelijk door overgewicht werd scheefgetrokken.

Samenvattend kunnen we zeggen dat ‘Denken en Zijn’ ontstaan is uit een eigen existentiële ervaring die Kierkegaard de schokkende tegenstelling onthulde tussen het ‘speculatieve’ denken en het ‘gelovig christen-zijn’ zoals hij die in de laatste bladzijden van zijn tekst beschrijft. Het horen van een gesprek tussen een vader en zijn kleinzoon aan het graf van diens vader en zijn overleden zoon, betekende voor Kierkegaard het moment van het besef van zijn roeping om de mensen opnieuw duidelijk te maken wat existentie en innerlijkheid in werkelijkheid is. Dat de Deense denker, meer dan 200 jaar geleden geboren, nog actueel is blijkt uit een citaat  van een hedendaags denker, Ignace Verhack, prof. em. godsdienstfilosofie aan de KUL die godsdienstfilosofie (of het denken over religie) omschrijft als:
            “een denkende onderneming van post-metafysische aard op zoek naar wat verdrongen werd in het gebeuren van het Zijn als verschijnen, als gebeuren dat aan alle ervaring en voorstelling voorafgaat, waarbij godsdienst niet beschouwd wordt als dogmatisme, maar als ‘weg’, als mogelijkheid tot transformatie, een onderbreking, een nieuw begin; als een persoonlijk aansprekende roep, die om antwoord vraagt (maar die ook weerstand, ressentiment, ergernis, kan oproepen).”

De vraag die Verhack zich daarbij stelt is de volgende: “Welke ontologische, antropologische, existentiële vragen en inzichten zijn in die ‘onderbreking’ mede aan de orde?” Dat zijn precies de vragen waarmee K ons in deze tekst confronteert. Bijbelinterpretatie is voor Kierkegaard niet louter een mentaal proces maar een confrontatie met het “Ga en doe ook zo”. Liefde is praxis want er bestaat niet zo iets als theoretische liefde, liefde wordt in een sociale context ontwikkeld en toegepast. (In de groep leeft al de idee om misschien volgend jaar een eerder ‘religieus’ getint werk van Kierkegaard op het programma te plaatsen.)

We hebben ook afscheid moeten nemen van Vivienne Van Kampen, de echtgenote van  André Vermaut, die na diens dood, nu twee jaar geleden, zijn plaats in de groep innam en intens genoot van onze bijeenkomsten. Zij heeft André ‘in de eeuwigheid’ vervoegd…

We waren ook aanwezig op de presentatie van de nieuwe uitgave van het werk van Kierkegaard  “Stadia op de Levensweg”, georganiseerd door de Uitgeverij Damon en het Centrum voor Ethiek en Humanisme van de VUB in Brussel op 25 april jl. , waarbij dhr. Herman Van Rompuy, Voorzitter van de Europese Raad, het eerste exemplaar overhandigd kreeg. Sprekers op deze feestelijke boekpresentatie waren: Prof. Dr. Karl Verstrynge en Prof. Dr. Paul De Knop (beiden, VUB) en Prof. Dr. Johan Taels (UA) die een boeiende lezing gaf over “Wat het betekent een mens te zijn” en Kierkegaards visie over passie, reflectie en existentie belichtte, in feite het thema van onze leesinspanningen.
                                                           Fientje Van Otten, Sam Landuyt en Rit Van Den Bergh

Geen opmerkingen: