donderdag, februari 10, 2005

Bijeenkomst werkgroep 28 januari 2005

VERSLAG VAN DE BIJEENKOMST

Kierkegaard: Daden van Liefde IIC

Aanwezigen: D.Kjaer Christiansen, S. Landuyt, A. van der Perk, H. Van Damme, F. Van Otten, A. Vermaut, Chr.Vonck
Verontschuldigd: J. Gysen, E. Lodewyckx, L. Matusczcak, R. Van den Bergh.

De werkgroep maakt eerst een hartelijke groet over aan Jan en Rit. Jan is namelijk opgenomen in het ziekenhuis met een ernstige aandoening. We wensen hem een goed en snel herstel toe!

De vergadering staat vooral in het teken van zoeken naar opheldering van woorden en begrippen die Kierkegaard gebruikt. Onze Dorit, onze Deense collega is daarbij van groot nut. Misschien kan er een klein lexicon gemaakt worden van “sleutelwoorden en begrippen” in het Nederlands, Engels en Deens?

Fientje neemt het voortouw:
- De eerste regel stelt al een probleem (pag. 71): 'neem alle verschil en wat daar op lijkt weg, zodat je de naaste kunt liefhebben.' Je kunt toch ook 'verschil' liefhebben? Het raadplegen van de Deense tekst maakt duidelijk dat “verschil” hier te lezen is als “onderscheid”. Dit blijkt ook uit de tweede regel, het gaat hier om het verschil of onderscheid dat de voorkeursliefde maakt in het exclusieve van haar liefhebben (van die éne tegenover alle anderen).

- Pag. 72: gaat over het feit dat elke liefde “embedded” moet zijn in de naastenliefde of goddelijke Liefde, om echte, ware, “eeuwige” liefde te kunnen genoemd worden. Maar omdat dit als gebod wordt uitgesproken is het 'een voorwerp van geloven'. Er wordt opgemerkt dat 'geloof' bij kierkegaard niet zomaar samenvalt met 'christelijk geloven'. Geloof zonder openbaring? Spiritualiteit? Is Kierkegaard, de filosoof een andere dan Kierkegaard, de gelovige christen? Of is dit een kwestie van taalgebruik in zijn strikt filosofisch werk? Deze begrippen vragen zeker nog verdere opheldering, vooral voor Sam, nieuweling.

- Pag. 73 de verandering die de dichter ondergaat in zijn troosteloosheid. De troost van de eeuwigheid is voor K. duidelijk een “veranderde levenshouding” omdat de christelijke troost niet zo vluchtig is maar “vreugde is” - Hier komt het ‘eeuwigheidaspect’ terug, ('eeuwig’ hier steeds gesteld voor onverwoestbaar, wezenlijk en dg).

- Pag. 74: “het is niet de naaste die jou vasthoudt, maar het is jouw liefde die de naaste vasthoudt”. Hier verwijst Fientje naar Levinas, voor wie het eerder omgekeerd is en waarbij het 'Gelaat van de Ander' in zijn kwetsbaarheid ons confronteert met een ethische eis, er gaat een appèl van uit, die ons tegemoet treedt als een bevel, een eis tot rechtvaardigheid. We kunnen wel weigeren op dit appèl in te gaan maar dan handelen wij onrechtvaardig, aldus Levinas. Wat Fientje doet opmerken: mijn naaste blijft mijn naaste, ondanks mezelf.

- Pag. 75 - 76 “liefde tot de naaste bezit… volmaaktheid van de eeuwigheid” Dorit, onze Deense collega, vertaalt dit uit het Deens als 'completeness of eternity'. Het voorwerp van de liefde namelijk doet er niet (meer) toe (?)

- Pag. 77 - Het “tussenstation”: wat is de precieze betekenis van dit woord? In het Deens staat “mellembestemmeloen”, volgens Dorit een nieuwvorming van Kierkegaard zelf. Is het tussenstation een “derde” (Cf triangulatie in de psychoanalyse) waardoor de twee anderen hun relatie en zichzelf kunnen benoemen tegenover de derde die ze tegenkomen?

- Pag. 79-80: Dat Kierkegaard ook een kind van zijn tijd was blijkt uit deze blz., vooral waar hij schrijft: 'Het christendom bekommert er zich totaal niet om of het verschil (tussen machtigen en geringen) “ten hemel schreiend en geweldoproepend is of onschuldig en vriendelijk”. Op zijn zachtst gezegd revolterend voor ons rechtvaardigheidsgevoel: er is ook nog zoiets als 'gerechtigheid', een even belangrijk begrip in de bijbel, en daar houdt Kierkegaard hier blijkbaar geen rekening mee.

- Er is nog juist tijd voor nog een laatste vraagje: op blz. 79 lezen we: "het christendom is te ernstig om fabeltjes te vertellen over de volmaakte mens". Dorit leest in het Deens = “Rein” de ‘pure’ mens. (Cf. Het Duitse 'rein' bij E.Kant).

De werkgroep besluit de bespreking over dit hoofdstuk verder te zetten op vrijdag, 25 februari - 20.00 u.

Sam Landuyt en Fientje Van Otten.

In this chapter Kierkegaard is arguing once more against preferential love. Even two lovers should be careful not to fall in the trap of preferential love, which in fact is egocentric love. The love of the commandment must be embedded in the love of God and, as such, it has the completeness of eternity.

Geen opmerkingen: